Eten, dik en dun zijn en de redenen ervan, in ons voedselwonderland
Waarom worden zoveel mensen te dik? En waarom lijken sommige mensen nooit aan te komen, wat ze ook eten? Waarom helpen diëten nooit langdurig, en wat moeten we dan als we toch gewicht kwijt willen? Waar lopen dikkerds in onze maatschappij tegenaan?
Iedereen weet wel dat het verstandig is om boodschappen te doen mét een lijstje en zonder dat je al trek of honger hebt. Maar wie is zich echt bewust van alle verleidingen in de supermarkt? De auteurs - een psycholoog en een bioloog - lopen met een specialist op dit gebied door een winkel en nemen de proef op de som.
Wat is honger eigenlijk? En hoe en wanneer voel je je verzadigd? Dat verzadigingsgevoel blijkt angstaanjagend makkelijk te foppen, blijkt uit vele, soms hilarische onderzoeken.
Dik word je als je teveel eet, is het algemeen heersende idee. Dat klopt, maar alleen teveel eten is niet voldoende. Je moet óók de juiste (of misschien de 'verkeerde') genen hebben, en de bijbehorende darmbacteriën. De omgeving met een overvloedig voedselaanbod is voor ons allemaal geregeld - en niet op de beste manier: een broodje halen terwijl je winkelt is makkelijk, maar voor een appel moet je al flink meer moeite doen.
Dik zijn is je eigen schuld, nog zo'n idee. Maar in het boek wordt duidelijk omschreven dat het niet altijd meevalt de goede keuzes te maken uit het enorme aanbod van voedsel, en dat gezond eten duurder is dan ongezond eten.
De auteurs hebben ook uitgezocht wat de beste optie is als je blijvend gewicht kwijt wilt. Het kan wel, als je het maar heel rustig aan doet en er veel tijd voor neemt. Dat lijkt heel simpel, maar vereist wel verandering van gewoontes, en valt dus niet mee.
Dikke mensen worden gestigmatiseerd, en deels ten onrechte: wie dik is, is niet per definitie ongezond (of ongedisciplineerd), zoals een dun persoon niet per definitie gezond (of gedisciplineerd) is.
In Amerika blijken te magere vrouwen het meest te verdienen, en dikkere vrouwen het minst. Opvallend genoeg verdienen dikkere mannen over het algemeen meer dan magere mannen. (Zijn de 'dikkerds' misschien vooral de kantoormannen? Dat staat er niet bij.)
In tv-series zijn de (te) slanke vrouwen de sexy vrouwen, de 'dikkerds' zijn degenen waar je mee of om kunt lachen. Bij artikelen over obesitas zie je erg vaak een foto van een dik lijf, het hoofd valt buiten de foto.
Het boek sluit af met een hoofdstuk 'Wat nu?', met een overzicht van mogelijke manieren om gezonder te (laten) kiezen. Een fruitkorting? Een vettaks? Het stoplichtsysteem? Dat zal van de overheid moeten komen. Zelf kun je ook wat doen: koop niet wat je niet nodig hebt, eet aan tafel terwijl je niets anders doet, eet van kleinere borden. Het lijkt zo logisch, maar pas het maar eens toe – het werkt.
Kort samengevat: een zeer toegankelijk boek in heldere hoofdstukken, prettig leesbaar en met humor geschreven, barstensvol met nieuwste inzichten.
Het boek bevat veel verwijzingen naar onderzoeken, allemaal met duidelijke voorbeelden en bronnen. Een aanrader!
Pagina's
▼
vrijdag, november 16, 2012
donderdag, november 08, 2012
Zorgkosten
Ik snap een paar dingen niet rondom de plannen met de zorgpremie. Gezien de ophef ben ik niet de enige, alleen schijn ik dan weer net de verkeerde dingen niet te snappen.
Ik zit in de bijstand. Ik zal het voor u voorrekenen.
De norm is 668,44 euro per maand. Daarbovenop komt een gemeentelijke toeslag van 267,37. 46,79 wordt gereserveerd als vakantietoeslag, dus het maandbedrag is netto 889,02.
Mijn premie voor de verplichte basisverzekering is 106,50 (12% van mijn netto maandinkomen). Ik krijg 70 euro zorgtoeslag. 106,50 minus 70 euro is 36,50. Feitelijk is dat wat ik nu betaal aan zorgverzekering (ruim 4% van mijn netto maandinkomen). In de plannen voor het nieuwe systeem zou dat 21,25 zijn, waarbij de zorgtoeslag vervalt.
Sommige mensen houden vol dat 'de lagere inkomens' straks geen ruim 100, maar ruim 20 euro betalen en er 'dus' 80 euro op vooruitgaan. Dat is niet zo - het scheelt 15 euro. (En dan hebben we het nog even niet over het feit dat de bijstand op termijn lager zal worden, de gemeentes minder geld hebben voor de toeslagen daarop, dat de compensatie Eigen Risico vervalt, dat de Wet Toeslagen Chronisch Zieken & Gehandicapten vervalt, dat het ER zal stijgen, het basispakket verder uitgekleed wordt - u ziet dat de luie bijstandstrekkers er echt riant op vooruit gaan.)
Degenen die nu alarm slaan omdat ze in deze plannen 10% van hun inkomen moeten gaan betalen voor hun verzekering, waarom hoorde ik die nooit toen de allerlaagste inkomens allang over die 10% heen gingen?
Een andere opvallende zaak is de redenering: 'Als je de zorg goedkoper maakt, wordt er meer zorg geconsumeerd'. Dat begrijp ik niet. 'Het kostenbewustzijn neemt af' - ehm, hoe zat het met dat eigen risico? En: je krijgt in het oude noch het nieuwe systeem een rekening voor de huisarts. Daar zit het verschil dus niet.
Als ik naar een specialist moet, heb ik een verwijzing van mijn huisarts nodig, en die geeft die alleen als ze denkt dat dat nodig is. Daarop heeft een lagere (of een hogere!) zorgverzekeringspremie geen invloed.
Als ik medicijnen nodig heb, werkt dat net zo. Helaas moet ik veel medicijnen gebruiken, en ik weet precies wat ze kosten, dat staat keurig op de rekening van het eigen risico. Die medicijnen betaal je dus al zelf, tot een bepaald maximum (en dat maximum wordt veel hoger).
Wat wordt er dan precies goedkoper? De premie wordt wat lager. Ik zie niet in dat mensen dan ineens juichend naar de huisarts gaan, want daarvoor maakt het geen verschil. Voor medicijngebruik ook niet - die gebruik je op recept van een arts, en betaal je tot een x bedrag ook zelf. Zouden mensen denken dat door die lagere zorgpremie straks huisartsen gaan samenzweren met patiënten? 'U heeft het niet nodig, maar ik schrijf u medicijn X voor, want u bent toch al door uw eigen risico heen, profiteer ervan! Slik smakelijk!' Huisartsen zijn niet gek, en patiënten ook niet.
Waar zou dan die toegenomen zorgconsumptie zitten? Iemand die het weet?
Ik zit in de bijstand. Ik zal het voor u voorrekenen.
De norm is 668,44 euro per maand. Daarbovenop komt een gemeentelijke toeslag van 267,37. 46,79 wordt gereserveerd als vakantietoeslag, dus het maandbedrag is netto 889,02.
Mijn premie voor de verplichte basisverzekering is 106,50 (12% van mijn netto maandinkomen). Ik krijg 70 euro zorgtoeslag. 106,50 minus 70 euro is 36,50. Feitelijk is dat wat ik nu betaal aan zorgverzekering (ruim 4% van mijn netto maandinkomen). In de plannen voor het nieuwe systeem zou dat 21,25 zijn, waarbij de zorgtoeslag vervalt.
Sommige mensen houden vol dat 'de lagere inkomens' straks geen ruim 100, maar ruim 20 euro betalen en er 'dus' 80 euro op vooruitgaan. Dat is niet zo - het scheelt 15 euro. (En dan hebben we het nog even niet over het feit dat de bijstand op termijn lager zal worden, de gemeentes minder geld hebben voor de toeslagen daarop, dat de compensatie Eigen Risico vervalt, dat de Wet Toeslagen Chronisch Zieken & Gehandicapten vervalt, dat het ER zal stijgen, het basispakket verder uitgekleed wordt - u ziet dat de luie bijstandstrekkers er echt riant op vooruit gaan.)
Degenen die nu alarm slaan omdat ze in deze plannen 10% van hun inkomen moeten gaan betalen voor hun verzekering, waarom hoorde ik die nooit toen de allerlaagste inkomens allang over die 10% heen gingen?
Een andere opvallende zaak is de redenering: 'Als je de zorg goedkoper maakt, wordt er meer zorg geconsumeerd'. Dat begrijp ik niet. 'Het kostenbewustzijn neemt af' - ehm, hoe zat het met dat eigen risico? En: je krijgt in het oude noch het nieuwe systeem een rekening voor de huisarts. Daar zit het verschil dus niet.
Als ik naar een specialist moet, heb ik een verwijzing van mijn huisarts nodig, en die geeft die alleen als ze denkt dat dat nodig is. Daarop heeft een lagere (of een hogere!) zorgverzekeringspremie geen invloed.
Als ik medicijnen nodig heb, werkt dat net zo. Helaas moet ik veel medicijnen gebruiken, en ik weet precies wat ze kosten, dat staat keurig op de rekening van het eigen risico. Die medicijnen betaal je dus al zelf, tot een bepaald maximum (en dat maximum wordt veel hoger).
Wat wordt er dan precies goedkoper? De premie wordt wat lager. Ik zie niet in dat mensen dan ineens juichend naar de huisarts gaan, want daarvoor maakt het geen verschil. Voor medicijngebruik ook niet - die gebruik je op recept van een arts, en betaal je tot een x bedrag ook zelf. Zouden mensen denken dat door die lagere zorgpremie straks huisartsen gaan samenzweren met patiënten? 'U heeft het niet nodig, maar ik schrijf u medicijn X voor, want u bent toch al door uw eigen risico heen, profiteer ervan! Slik smakelijk!' Huisartsen zijn niet gek, en patiënten ook niet.
Waar zou dan die toegenomen zorgconsumptie zitten? Iemand die het weet?
dinsdag, november 06, 2012
Pesten
Een student pleegt zelfmoord, laat een briefje achter waaruit je kunt concluderen dat hij zelfmoord heeft gepleegd omdat hij gepest werd, zijn ouders laten een deel van die brief opnemen in de rouwadvertentie en alle media springen er bovenop.
Zijn middelbare school en zijn huidige opleiding verklaren om het hardst dat ze er nooit iets van gemerkt hebben, van dat pesten. Sterker: de jongen, in opleiding tot docent geschiedenis, wilde stage lopen op zijn oude school, dat bewijst toch wel dat ie zich daar goed voelde?
Ja, het was een einzelgänger. Een solist. Maar het ging goed met hem, of beter: niemand had in de gaten dat het níet goed ging. En: "er was sprake van een warm contact met docenten en medestudenten". (Bron)
De discussies laaien weer op. Pesten is zo erg niet, dat gebeurt overal. De gepeste moet gewoon wat harder worden, dan is er niets aan de hand. Met een goed gesprek los je veel op.
Ik ben zo'n gepeste. Misschien zit u er niet op te wachten, dan klikt u deze pagina maar weer weg. Maar als u wilt weten hoe het voelt, en hoe het werkt, en hoe ik het overleefde, lees dan door. Ook omdat u dan misschien kunt ingrijpen op school, of op uw werk, of in uw vereniging. Want pesten kan overal voorkomen waar mensen zijn. En dat kan veranderen.
Vergeef me als mijn verhaal warrig is. Ik probeer te beschrijven wat mij overkwam, en wat ik ervan leerde. Hier en daar loopt het door elkaar, maar ik ga het niet redigeren.
Omdat ik in september jarig ben, zou ik op mijn vijfde naar (toen) de lagere school kunnen. Wel moest mijn schoolrijpheid getest worden. Wat denken en leren betreft kon ik het prima aan, zo werd ingeschat. Maar ik herinner me nog die dame van de test die bij ons thuis aanbelde, iets zei over de test en eens praten, waarop mijn moeder in een zeldzame woede ontstak en de deur dicht knalde.
Achteraf vermoed ik dat die vrouw misschien iets kwam zeggen over mijn mentale rijpheid voor school. En dat mijn moeder, die zich als adoptiemoeder altijd beoordeeld en veroordeeld voelde, dat opgevat heeft als een afkeurend 'Ú doet het niet goed', in plaats van als een mogelijkheid om hulp te krijgen.
Hoe dan ook, ik ging naar school. Reuze spannend, ik leerde snel lezen, schrijven was moeizamer omdat mijn fijne motoriek waardeloos was. Ik kon niet eens tussen de lijntjes blijven. Maar ik genoot enorm van het leren. Zolang ik in de klas zat, want de pauzes waren een ramp. Ik kreeg de eerste dagen al zoveel opmerkingen naar mijn hoofd, dat ik snel leerde om me in een hoekje terug te trekken, of me zoveel mogelijk bij de aanwezige juf in de buurt op te houden.
Achteraf besef ik dat ik het daarmee erger heb gemaakt. Dat besef drong door toen ik als volwassene - lang, dik, opvallend - ineens doorkreeg waarom ik de ene keer wel opmerkingen naar mijn hoofd krijg, en de andere keer niet. Als ik me goed voel, zegt niemand iets. Ja, mensen mompelen weleens iets over 'Die is dik!', maar dat vind ik niet zo'n probleem. Maar als ik me onzeker voel, krijg ik opmerkingen die te grof zijn om hier te herhalen, en recht in mijn gezicht. Homo homini lupus: de mens is de mens een wolf. Wat afwijkt, is niet 'ons', verdient het niet om als 'eigen' behandeld te worden. En als je bang bent, merken anderen dat. Ze zien het aan je lichaamshouding, ze ruiken het aan je. En ze komen op je af, als aasgieren, haaien, als wolven inderdaad.
In dat opzicht was het advies van mijn moeder als ik weer eens huilend thuis kwam, 'Sla er dan toch ook op!' eigenlijk wel slim. Behalve dat dat niet in mijn karakter zat. En dat dat alleen geholpen zou hebben in het begin.
Het werd steeds erger. Het hielp zeker ook niet dat ik goed kon leren en een wijsneus was, maar als dat het enige was dat 'anders' aan mij was, zou ik niet gepest zijn. Het was een fundamentele kwetsbaarheid, die voor anderen zo zichtbaar was alsof ik een rode lamp op mijn hoofd had.
Het maakte ook al niets meer uit dat schoolreisjes voor mij een drama waren: ik was op het hysterische af bang dat men zonder mij zou vertrekken uit het pretpark of uit het museum of waar we ook maar waren, dus ik verloor de anderen niet het oog. Maar als je om 8 uur vertrekt en om een uur of 5 weer terugkomt, moet je ergens op de dag toch plassen. Door mijn angst durfde ik niet naar de wc, en onvermijdelijk plaste ik bij elk schoolreisje in m'n broek. Geen onzindelijkheid, maar echte doodsangst om vergeten te worden. Als volwassene denk je: 'Tss, zelfs als dat al gebeurd zou zijn, dan had iemand van dat park of museum naar je ouders kunnen bellen, die waren je zo op komen halen'. Maar als kind voelde dat heel anders. (Een psycholoog heeft dat later eens gerelateerd aan fundamentele verlatingsangst, die dan weer verklaard zou worden door mijn adoptie. Het zou kunnen, ik weet het niet.)
Ik modderde door, mijn ouders modderden net zo machteloos door, en er veranderde niets. Of ik niet op sport wilde, stelde mijn moeder voor. Dat zou wel goed voor me zijn, en dan maakte ik vast ook vriendjes. Ik wilde niet. De padvinderij dan? Ik ging op een zaterdagochtend kijken, zag allemaal kinderen in uniform en maakte dat ik weg kwam.
Een knutselclub, probeerde mijn moeder in wanhoop. Dat beviel wel, vermoedelijk ging dat vooral goed omdat het pakweg 10 meiden waren met 2 volwassenen, in 1 ruimte, elke week een avond. Vrienden maakte ik niet, maar dat deed niemand: we waren allemaal met onze eigen projectjes bezig.
's Zomers was er via die club een zomerkamp. Ik moest erheen van mijn moeder, hoewel ik de bui voelde hangen.
Met een grote groep meiden uit diverse plaatsjes in de omgeving zaten we in een soort jeugdherberg bestaande uit diverse barakken. Ik weet niet of u weet hoe dat gaat, dus ik zal het beschrijven: onderling vormen zich clubjes en kliekjes en eeuwige vriendschappen voor de duur van het kamp, meestal een week. Vanaf de tweede nacht zijn de vriendschappen zo hecht (of is misschien de angst voor het donker zo groot) dat de meiden twee aan twee hun slaapzakken aan elkaar ritsen en gezellig samen slapen, gewoon, omdat ze eeuwige vriendinnen zullen zijn. Behalve ik natuurlijk. Ik lag wakker op mijn bed, in mijn eentje, wensend dat ik thuis was.
Het pesten viel mee, vooral omdat we continu beziggehouden werden, maar de eenzaamheid was enorm. Na een paar dagen kon ik 's nachts niet meer ophouden met huilen, ik kroop uit bed, zocht de kampleiding op en probeerde al snotterend uit te leggen wat er nou toch mis was. Ik kon er niet goed woorden voor vinden, en uiteindelijk jankte ik het uit: 'Niemand houdt van me!'. De kampleidster was geschokt, wist duidelijk niet wat ze ermee aan moest, en sprak de onsterfelijke woorden: 'Maar de here Jezus houdt toch van je?' Waarop ik in een peilloos diep gat viel. Want thuis had ik geleerd dat die niet bestond, ofwel: er hield inderdaad niemand van me! Als ze domweg een arm om me heen geslagen had, was ik waarschijnlijk gekalmeerd. Maar zij had duidelijk geen ervaring met kinderen die zo buiten de boot vielen, en dat valt haar niet kwalijk te nemen. Ze zal oprecht gedacht hebben dat haar opmerking een troost was.
Ik ging terug naar bed, bevestigd in mijn gevoel dat ik alleen op de wereld was.
Op school ging het steeds slechter. Daar was een nieuwe jongen gekomen, M. - M. was een probleemjongen die al van vele scholen gestuurd was, een paar jaar ouder was dan de rest, een jongen die in de derde klas lagere school rondliep met een mes en vele tientjes op zak. Met één blik stelde hij vast wie zijn slachtoffer zou zijn, en wie de meelopers. Die laatsten, dat waren de jongens die eigenlijk wel de baas wilden spelen maar daar niet genoeg voor in huis hadden. Maar als M. ze opjutte, dan durfden ze wel. Ik kwam steeds vaker thuis met blauwe plekken.
Eenmaal in de vierde klas was M. alweer van school af, door naar een volgende school. Maar de meelopers waren er nog. En - hoewel ik nu nog steeds niet precies weet waarom - de meester van die klas begon me ook af te zeiken. Het was een man die nu niet meer voor een klas zou mogen staan: elke zaterdag mochten (bijna) alle jongetjes van de klas op zijn zolder met modeltreintjes spelen, in hun onderbroek. Destijds, jaren zeventig, werd dat als excentriek maar onschadelijk beschouwd, hij deed toch niks?
Hoe dan ook, op een dag kwam het zo ver dat hij zo kwaad op me was dat hij me tussen de middag op school opsloot. Ik durfde niet weg te gaan door een raam, ik durfde niet op het kantoor naar mijn moeder te bellen, ik was bang, ik wist dat ik enorm op mijn donder zou krijgen van mijn moeder omdat ze ongerust zou zijn, en ik wist niet wat ik fout gedaan had. Na een tijdje zakte de angst en besefte ik dat de juf van de derde altijd langsfietste als ze haar kind had opgehaald. Het raam opendoen en roepen zou toch niet verkeerd zijn? Ik stond op de loer, en toen de juf langskwam, riep ik naar haar. Zij kwam gelijk het schoolplein op, verbijsterd, en deed de deur open. Direct daarna arriveerden de meester, om me toch maar te bevrijden, én mijn moeder. Mijn moeder was te kwaad om iets te zeggen nadat ik verteld had wat er was gebeurd en de juf had bevestigd dat ze me net uit de gesloten school had gehaald, en ze hield me die middag thuis.
Na de grote vakantie ging ik naar een andere school. Een mooie nieuwe start dacht mijn moeder, ik twijfelde daaraan. Hetzelfde effect: leren ging prima, sociaal ging het niet. Extra bonus: op de route huis-school-huis lag een huishoudschool, en al heel snel bleek dat daar een oudere zus van een klasgenoot op zat. Die zus wachtte me op, deelde een paar flinke klappen uit en liet me dan verder fietsen. Later stond ze er met vriendinnen. Weer hetzelfde: een bullebak begint, maar anderen doen mee. En die anderen, dat zijn degenen die later zullen zeggen: 'Het viel toch wel mee? Wij deden eigenlijk niks'.
Het kwam erop neer dat mijn moeder me naar school bracht, en dat een meester mee fietste naar huis. Puur voor mijn veiligheid.
Op de middelbare school ging het iets makkelijker, vooral omdat mensen daar erg met hun eigen dingen bezig waren. Er waren groepjes, daar viel ik buiten, maar er waren meer buitenstaanders, en het kwam niet zo vaak meer voor dat in in elkaar geslagen werd. Bespot wel, maar dat was al zo gewoon voor me dat ik daar wel mee kon leven - of beter: ik overleefde.
Uiteindelijk ging het mis. In mijn hoofd. Ik zag het al vanaf de lagere school niet voor me: je ging naar school, en dan een vervolgopleiding of studeren, en dan werken, dan trouwen, en dan? Thuisblijven met de kinderen? Waar had je dan voor geleerd? Of net als mijn vader een baan die hij niet leuk vond en die elke dag hetzelfde was? En hoe zat dat eigenlijk met dat trouwen, 'de mooiste dag van je leven'? Dan was de rest dus minder mooi, dan kon je dat trouwen ook maar beter uitstellen zodat je nog iets had om je op je verheugen.
En die opleiding, wat wilde ik? Ik was dol op boeken, daar wilde ik wel iets mee. Maar toen ik van de middelbare school kwam, was ik 15, met een MAVO-diploma, ik kon wel veel meer maar ik bracht het niet op.
Mijn moeder wist wel wat: de verpleging, daar was altijd werk in. Dan kon ik mooi de INAS doen (een schakelopleiding), als die af was was ik 17 en oud genoeg voor een opleiding in de verpleging.
Ik zag het niet zitten, maar op dat moment in mijn leven zag ik niets meer zitten, dus vooruit maar.
We kregen lessen levensbeschouwing, en tijdens een les kon het me echt helemaal niets meer schelen en zei ik dat ik regelmatig aan zelfmoord dacht. Dat ik nog geen manier had gevonden die én zeker was én zo min mogelijk ellende voor anderen zou geven. Maar dat ik die vast wel zou vinden.
Groot alarm overal. Een hectische week volgde, met allerlei gesprekken en gedoe, en toen het stof wat neerdwarrelde, vond ik mijzelf terug in een opvanghuis, op een wachtlijst voor opname op een jeugdpsychiatrische afdeling, en intussen een wekelijks gesprek bij (toen) het MOB.
Belachelijk, want ik was niet gek. Ik zag alleen maar heel scherp dat de toekomst niks voorstelde. Maar ja, als ik niet naar mijn gesprekken ging, kreeg ik zo'n gezeur aan mijn hoofd, dat ik maar ging.
Een half jaar later verhuisde ik naar Den Haag. Daar had ik al 'intakegesprekken' gehad, en het oogde allemaal wel best. Tot de dag dat een leider van het tehuis me wegbracht, in zijn Renault 4 vol met mijn spullen. Iedereen was naar therapie, op één meisje na, dat er niet goed genoeg aan toe was. Dat kon ik zien: ze zat van boven tot onder in verband waar op sommige plekken bloed doorheen sijpelde, en ze deelde me opgewekt mee dat dat was omdat ze 'gekrast' had. Ho even! Zo gek was ik niet! Daar hoorde ik toch zeker niet bij! En dit was dan nog de 'beste' groep? Man man waar was ik terecht gekomen?
Er waren een aantal therapieën, waarvan een deel als 'licht' gold (creatieve therapie, muziektherapie), en een deel als 'zwaar' (groeps-psychotherapie, psychomotore therapie [PMT], psychodrama). Daarnaast werd elke dag die dag besproken, en elke week was er 1 middag waarin 1 persoon uit de groep centraal stond, die kreeg een rapportage van de therapeuten, van de groepsgenoten, en moest zelf ook beschrijven hoe z/hij zelf vond dat het ging, waaraan gewerkt moest worden, wat de doelen waren in de komende periode enzovoorts.
Achteraf gezien kan ik zeggen dat die opname, van iets meer dan een jaar, mijn leven gered heeft. En dat is niet overdreven.
Uiteraard werkt alles samen: zonder het groepsproces zie je de dynamiek onderling niet. Ineens besef je dat wat je het meest stoort in andermans gedrag, vaak die trekjes zijn die je zelf ook hebt. Je vindt iemand best aardig maar ook eng, omdat diegene zich in sommige opzichten precies zo uit als je moeder. Je loopt keihard tegen dezelfde grenzen en problemen op, maar dan in een redelijk veilige setting, waar desnoods ingegrepen kan worden door mensen die daarvoor geschoold zijn - al kunnen ze dat niet allemaal even goed, want het zijn ook maar mensen.
Je ontdekt het fenomeen dat een groep pubers zijn mond absoluut niet kan houden, tenzij een psychiater de psychotherapie begint met 'Wie heeft er wat in te brengen?', waarna een langdurige, nerveuze, doodse stilte valt.
Wat ik me nog goed herinner, zijn de PMT-sessies. Altijd eerst wat losse oefeningen, dan vaak een paar personen die centraal stonden. Ik weet nog dat er ooit een grote trampoline stond, waar ik op moest gaan liggen. Vervolgens moest ik zeggen wie ik het minst vertrouwde uit de groep. Ik koos iemand die ik wel redelijk vertrouwde, want no way dat ik X die ik niet vertrouwde zou noemen, wie weet wat er ging gebeuren! Degene die ik noemde, moest op de trampoline heen en weer springen. Dat was tenminste het idee, en ik moest er dan maar op vertrouwen dat die persoon niet bovenop me zou springen. Omdat ik me volstrekt niet kon ontspannen, stuiterde ik bij de eerste sprong regelrecht van de trampoline af, en ik weigerde er weer op te klimmen.
Uiteindelijk werd besloten dat ik individuele PMT zou krijgen. De een-na-laatste keer herinner ik me nog erg goed. Ik associeer het altijd maar met het kraken van een noot, waarbij ik de noot was.
Stel je een gymzaal voor, twee therapeuten en een bange puber. We gingen een 'vertrouwensoefening' doen: ik stond aan de ene kant van de zaal, therapeute C. aan de andere kant, therapeut R. stond bij de deur. C. zou steeds een stapje dichterbij komen, en ik moest het dan aangeven als ik 'spanning' voelde omdat ze te dichtbij kwam, dan moest ik 'stop' zeggen. Eigenlijk voelde ik die al toen ze drie stappen had gezet, maar ik wilde me niet aanstellen, dus ik verbeet me.
Toen C. halverwege de zaal was, piepte ik 'stop'. Maar ze kwam gewoon dichterbij. Ik keek verwilderd om me heen, maar nee, R. stond nog bij de deur, geen ontsnappen mogelijk. C. bleef dichterbij komen en ineens had ik het: ik ging zitten. C. ging ook zitten en ik wilde net opgelucht ademhalen, toen zij al wiebelend nog steeds dichterbij kwam. Nog een keer STOP zeggen hielp ook niet.
Even later zaten we knie aan knie. Ik was witheet: ik moest toch stop zeggen? En dan luisterde ze niet! Maar ik liet het niet merken. Tot C. haar armen om me heen sloeg. Ik sprong overeind en begon te schreeuwen. R. vroeg hoe ik me voelde. Ik ging woest tekeer over grenzen aangeven en dat dat genegeerd werd als ik dat deed en dat ik Heel Kwaad was. R. vroeg heel rustig: 'Waarom huil je dan?' En verdraaid, ik was hard aan het huilen! Daar had ik niets van gemerkt. Ik stortte weer op de grond, heb een hele tijd enorm zitten huilen, met de armen van R. en C. om me heen, en dat luchtte op. Alsof er een abces opengebarsten was.
Later liep ik terug naar het huisje van mijn groep. Ik wilde me eerst wat opknappen zodat ze niet zouden zien dat ik gehuild had, maar ik besloot dat ze dat best mochten merken. En tot mijn grote verbazing werd ik opgevangen: 'Ga zitten, wat is er, vertel eens, ik maak even thee voor je' - wat een warm bad.
Het was een complete levensles: laat zien dat je kwetsbaar bent, en (sommige) mensen vangen je op. Doe alsof je onkwetsbaar bent, en mensen blijven jennen, als een tandarts op zoek naar een zere plek.
Ik ben nu bijna 30 jaar verder. Van bepaalde mensen in mijn omgeving weet ik vrijwel zeker dat ze het beste met me voor hebben. Of beter: ik wéét dat wel, maar ik durf het nog altijd niet te geloven. Mensen die me zomaar een kaart sturen voor m'n verjaardag? Die langskomen, me uitnodigen, kortom: eigenlijk al die dingen die voor veel mensen heel normaal zijn. En toch blijft diep van binnen dat stemmetje roepen: 'Pas op! Kijk uit!' De angst blijft dat mensen zeggen op een feest te komen en dan stiekem onderling, hahaha, zullen afspreken met z'n allen lekker niet te komen. Ik wéét dat dat niet gebeurt. Mijn vrienden zijn me dierbaar, extra omdat ik het zolang zonder heb moeten doen en nog steeds wen aan de luxe. En toch kan ik niet geloven dat ze van _mij_ houden. Omdat ik ergens diep van binnen niet genoeg van mezelf houd. Verstand en gevoel spreken elkaar tegen in dit geval.
Ik heb geluk gehad. Ik kreeg hulp toen ik echt niet meer verder kon. Dat was op een punt waarop mensen in mijn omgeving me zouden hebben beschreven als een kind dat graag alleen was, liefst zat te lezen, maar verder niet zoveel problemen had. Juist omdat ik me al zo in mezelf had opgesloten, dat mensen niet meer konden zien hoe slecht het eigenlijk ging.
Dat kwam niet alleen door het pesten, want het pesten werd deels veroorzaakt doordat er al iets mis was. Het pesten maakte het wel veel erger. En het maakte het ook onmogelijk voor mij om het zelf op te lossen.
Het zorgt ervoor dat ik nog altijd boos word als mensen zeggen: 'Ach, pesten hoort erbij'. Dan heb je iets niet begrepen. Plagen hoort erbij. Plagen maakt deel uit van een natuurlijke groepsdynamiek, en als die groep gezond is, is steeds een ander de 'pineut'. Pas als het structureel is, gericht op één persoon, en vanuit een soort groepsgevoel 'jij hoort niet bij ons en dat zullen we je even goed duidelijk maken', dan is het pesten. Plagen is juist de bevestiging dat je er wel bijhoort.
Iemand die lang gepest is, kan later min of meer genegeerd worden. Dan is er geen sprake meer van pesten zoals mensen dat kennen: opmerkingen, fysiek geweld, uitlachen. Maar iemand kan zich dan intussen, net zoals ik destijds, zo ver in zichzelf teruggetrokken hebben dat er geen weg meer terug lijkt, of vooruit, of opzij. Dan verbaast het de omgeving soms dat iemand over zelfmoord denkt, of dat die persoon zelfmoord pleegt. Maar zoals je ook in de brief van die jongen leest, gaat het dan allang niet meer om het nu. Als je klem zit, als je geen kant meer op kunt, dan kan zelfmoord de enige optie lijken. Juist de momenten waarop het even beter lijkt te gaan, zijn dan gevaarlijk. Als je even uit de put omhoog kijkt, en beseft dat je niet genoeg kracht hebt je aan die rand omhoog te trekken, dat je onvermijdelijk weer zult terugvallen. Waarom zou je jezelf dat aandoen? Nog jaren ellendig wachten op de dood die toch wel komt?
Dat klinkt erg somber. Maar zo kan het voelen als je depressief bent. En dat is vaak juist niet goed zichtbaar voor de omgeving - want z/hij was altijd al stil, altijd al teruggetrokken.
Hou een oogje open voor zulke mensen. Probeer vooral je hart open te houden voor zulke mensen.
Ik leef mee met de ouders en de andere achterblijvers van die jongen. Maar ik kan zijn daad begrijpen.
Het zou mooi zijn als dit drama aanleiding is om eens na te gaan hoe we met elkaar omgaan. Waarom kiezen we er voor om kwetsbare mensen uit te stoten? Om mee te lopen met de groep?
Denk na als mensen geplaagd worden: is het echt grappig? Is het niet steeds dezelfde persoon? Want inmiddels heb ook ik ontdekt dat het zo makkelijk is om mensen te pesten, dat je er oh zo makkelijk in meegaat als anderen beginnen - waarbij vaak niet eens helemaal duidelijk is wie er precies begon - en dat maakt dan weer dat mensen later zeggen: 'Ik een pester? Nee joh, die persoon hoorde er niet zo bij, maar gepest? Welnee'. Het roedel stort zich tegelijkertijd op de prooi. De prooi moet sterker gemaakt worden, het roedel moet stoppen met meelopen.
Gepest worden maakte mij eenzaam, bang, wantrouwig. Dat is allemaal veel minder (of eigenlijk: beter) geworden. Mensen die me nu leren kennen, willen soms niet eens geloven dat ik vroeger gepest werd. Ik heb het overleefd. Littekens op de ziel zie je niet van buiten. Maar ze zijn er wel, en ze gaan, net als littekens op je huid, nooit meer weg.
Mijn leven had ongetwijfeld makkelijker kunnen zijn. Maar misschien had ik dan minder goed beseft wat de waarde is van een kaart, een telefoontje, van iemand die je nauwelijks kent die een grappig cadeautje komt brengen, van mensen die besluiten dat hun baby bij jou veilig is. Daar ben ik dankbaar voor.
Dit kwam op Twitter voorbij: 10 signalen van pesten - erg herkenbaar in het geval van kinderen die gepest worden, en misschien een eye opener voor ouders/leerkrachten.
Zijn middelbare school en zijn huidige opleiding verklaren om het hardst dat ze er nooit iets van gemerkt hebben, van dat pesten. Sterker: de jongen, in opleiding tot docent geschiedenis, wilde stage lopen op zijn oude school, dat bewijst toch wel dat ie zich daar goed voelde?
Ja, het was een einzelgänger. Een solist. Maar het ging goed met hem, of beter: niemand had in de gaten dat het níet goed ging. En: "er was sprake van een warm contact met docenten en medestudenten". (Bron)
De discussies laaien weer op. Pesten is zo erg niet, dat gebeurt overal. De gepeste moet gewoon wat harder worden, dan is er niets aan de hand. Met een goed gesprek los je veel op.
Ik ben zo'n gepeste. Misschien zit u er niet op te wachten, dan klikt u deze pagina maar weer weg. Maar als u wilt weten hoe het voelt, en hoe het werkt, en hoe ik het overleefde, lees dan door. Ook omdat u dan misschien kunt ingrijpen op school, of op uw werk, of in uw vereniging. Want pesten kan overal voorkomen waar mensen zijn. En dat kan veranderen.
Vergeef me als mijn verhaal warrig is. Ik probeer te beschrijven wat mij overkwam, en wat ik ervan leerde. Hier en daar loopt het door elkaar, maar ik ga het niet redigeren.
Omdat ik in september jarig ben, zou ik op mijn vijfde naar (toen) de lagere school kunnen. Wel moest mijn schoolrijpheid getest worden. Wat denken en leren betreft kon ik het prima aan, zo werd ingeschat. Maar ik herinner me nog die dame van de test die bij ons thuis aanbelde, iets zei over de test en eens praten, waarop mijn moeder in een zeldzame woede ontstak en de deur dicht knalde.
Achteraf vermoed ik dat die vrouw misschien iets kwam zeggen over mijn mentale rijpheid voor school. En dat mijn moeder, die zich als adoptiemoeder altijd beoordeeld en veroordeeld voelde, dat opgevat heeft als een afkeurend 'Ú doet het niet goed', in plaats van als een mogelijkheid om hulp te krijgen.
Hoe dan ook, ik ging naar school. Reuze spannend, ik leerde snel lezen, schrijven was moeizamer omdat mijn fijne motoriek waardeloos was. Ik kon niet eens tussen de lijntjes blijven. Maar ik genoot enorm van het leren. Zolang ik in de klas zat, want de pauzes waren een ramp. Ik kreeg de eerste dagen al zoveel opmerkingen naar mijn hoofd, dat ik snel leerde om me in een hoekje terug te trekken, of me zoveel mogelijk bij de aanwezige juf in de buurt op te houden.
Achteraf besef ik dat ik het daarmee erger heb gemaakt. Dat besef drong door toen ik als volwassene - lang, dik, opvallend - ineens doorkreeg waarom ik de ene keer wel opmerkingen naar mijn hoofd krijg, en de andere keer niet. Als ik me goed voel, zegt niemand iets. Ja, mensen mompelen weleens iets over 'Die is dik!', maar dat vind ik niet zo'n probleem. Maar als ik me onzeker voel, krijg ik opmerkingen die te grof zijn om hier te herhalen, en recht in mijn gezicht. Homo homini lupus: de mens is de mens een wolf. Wat afwijkt, is niet 'ons', verdient het niet om als 'eigen' behandeld te worden. En als je bang bent, merken anderen dat. Ze zien het aan je lichaamshouding, ze ruiken het aan je. En ze komen op je af, als aasgieren, haaien, als wolven inderdaad.
In dat opzicht was het advies van mijn moeder als ik weer eens huilend thuis kwam, 'Sla er dan toch ook op!' eigenlijk wel slim. Behalve dat dat niet in mijn karakter zat. En dat dat alleen geholpen zou hebben in het begin.
Het werd steeds erger. Het hielp zeker ook niet dat ik goed kon leren en een wijsneus was, maar als dat het enige was dat 'anders' aan mij was, zou ik niet gepest zijn. Het was een fundamentele kwetsbaarheid, die voor anderen zo zichtbaar was alsof ik een rode lamp op mijn hoofd had.
Het maakte ook al niets meer uit dat schoolreisjes voor mij een drama waren: ik was op het hysterische af bang dat men zonder mij zou vertrekken uit het pretpark of uit het museum of waar we ook maar waren, dus ik verloor de anderen niet het oog. Maar als je om 8 uur vertrekt en om een uur of 5 weer terugkomt, moet je ergens op de dag toch plassen. Door mijn angst durfde ik niet naar de wc, en onvermijdelijk plaste ik bij elk schoolreisje in m'n broek. Geen onzindelijkheid, maar echte doodsangst om vergeten te worden. Als volwassene denk je: 'Tss, zelfs als dat al gebeurd zou zijn, dan had iemand van dat park of museum naar je ouders kunnen bellen, die waren je zo op komen halen'. Maar als kind voelde dat heel anders. (Een psycholoog heeft dat later eens gerelateerd aan fundamentele verlatingsangst, die dan weer verklaard zou worden door mijn adoptie. Het zou kunnen, ik weet het niet.)
Ik modderde door, mijn ouders modderden net zo machteloos door, en er veranderde niets. Of ik niet op sport wilde, stelde mijn moeder voor. Dat zou wel goed voor me zijn, en dan maakte ik vast ook vriendjes. Ik wilde niet. De padvinderij dan? Ik ging op een zaterdagochtend kijken, zag allemaal kinderen in uniform en maakte dat ik weg kwam.
Een knutselclub, probeerde mijn moeder in wanhoop. Dat beviel wel, vermoedelijk ging dat vooral goed omdat het pakweg 10 meiden waren met 2 volwassenen, in 1 ruimte, elke week een avond. Vrienden maakte ik niet, maar dat deed niemand: we waren allemaal met onze eigen projectjes bezig.
's Zomers was er via die club een zomerkamp. Ik moest erheen van mijn moeder, hoewel ik de bui voelde hangen.
Met een grote groep meiden uit diverse plaatsjes in de omgeving zaten we in een soort jeugdherberg bestaande uit diverse barakken. Ik weet niet of u weet hoe dat gaat, dus ik zal het beschrijven: onderling vormen zich clubjes en kliekjes en eeuwige vriendschappen voor de duur van het kamp, meestal een week. Vanaf de tweede nacht zijn de vriendschappen zo hecht (of is misschien de angst voor het donker zo groot) dat de meiden twee aan twee hun slaapzakken aan elkaar ritsen en gezellig samen slapen, gewoon, omdat ze eeuwige vriendinnen zullen zijn. Behalve ik natuurlijk. Ik lag wakker op mijn bed, in mijn eentje, wensend dat ik thuis was.
Het pesten viel mee, vooral omdat we continu beziggehouden werden, maar de eenzaamheid was enorm. Na een paar dagen kon ik 's nachts niet meer ophouden met huilen, ik kroop uit bed, zocht de kampleiding op en probeerde al snotterend uit te leggen wat er nou toch mis was. Ik kon er niet goed woorden voor vinden, en uiteindelijk jankte ik het uit: 'Niemand houdt van me!'. De kampleidster was geschokt, wist duidelijk niet wat ze ermee aan moest, en sprak de onsterfelijke woorden: 'Maar de here Jezus houdt toch van je?' Waarop ik in een peilloos diep gat viel. Want thuis had ik geleerd dat die niet bestond, ofwel: er hield inderdaad niemand van me! Als ze domweg een arm om me heen geslagen had, was ik waarschijnlijk gekalmeerd. Maar zij had duidelijk geen ervaring met kinderen die zo buiten de boot vielen, en dat valt haar niet kwalijk te nemen. Ze zal oprecht gedacht hebben dat haar opmerking een troost was.
Ik ging terug naar bed, bevestigd in mijn gevoel dat ik alleen op de wereld was.
Op school ging het steeds slechter. Daar was een nieuwe jongen gekomen, M. - M. was een probleemjongen die al van vele scholen gestuurd was, een paar jaar ouder was dan de rest, een jongen die in de derde klas lagere school rondliep met een mes en vele tientjes op zak. Met één blik stelde hij vast wie zijn slachtoffer zou zijn, en wie de meelopers. Die laatsten, dat waren de jongens die eigenlijk wel de baas wilden spelen maar daar niet genoeg voor in huis hadden. Maar als M. ze opjutte, dan durfden ze wel. Ik kwam steeds vaker thuis met blauwe plekken.
Eenmaal in de vierde klas was M. alweer van school af, door naar een volgende school. Maar de meelopers waren er nog. En - hoewel ik nu nog steeds niet precies weet waarom - de meester van die klas begon me ook af te zeiken. Het was een man die nu niet meer voor een klas zou mogen staan: elke zaterdag mochten (bijna) alle jongetjes van de klas op zijn zolder met modeltreintjes spelen, in hun onderbroek. Destijds, jaren zeventig, werd dat als excentriek maar onschadelijk beschouwd, hij deed toch niks?
Hoe dan ook, op een dag kwam het zo ver dat hij zo kwaad op me was dat hij me tussen de middag op school opsloot. Ik durfde niet weg te gaan door een raam, ik durfde niet op het kantoor naar mijn moeder te bellen, ik was bang, ik wist dat ik enorm op mijn donder zou krijgen van mijn moeder omdat ze ongerust zou zijn, en ik wist niet wat ik fout gedaan had. Na een tijdje zakte de angst en besefte ik dat de juf van de derde altijd langsfietste als ze haar kind had opgehaald. Het raam opendoen en roepen zou toch niet verkeerd zijn? Ik stond op de loer, en toen de juf langskwam, riep ik naar haar. Zij kwam gelijk het schoolplein op, verbijsterd, en deed de deur open. Direct daarna arriveerden de meester, om me toch maar te bevrijden, én mijn moeder. Mijn moeder was te kwaad om iets te zeggen nadat ik verteld had wat er was gebeurd en de juf had bevestigd dat ze me net uit de gesloten school had gehaald, en ze hield me die middag thuis.
Na de grote vakantie ging ik naar een andere school. Een mooie nieuwe start dacht mijn moeder, ik twijfelde daaraan. Hetzelfde effect: leren ging prima, sociaal ging het niet. Extra bonus: op de route huis-school-huis lag een huishoudschool, en al heel snel bleek dat daar een oudere zus van een klasgenoot op zat. Die zus wachtte me op, deelde een paar flinke klappen uit en liet me dan verder fietsen. Later stond ze er met vriendinnen. Weer hetzelfde: een bullebak begint, maar anderen doen mee. En die anderen, dat zijn degenen die later zullen zeggen: 'Het viel toch wel mee? Wij deden eigenlijk niks'.
Het kwam erop neer dat mijn moeder me naar school bracht, en dat een meester mee fietste naar huis. Puur voor mijn veiligheid.
Op de middelbare school ging het iets makkelijker, vooral omdat mensen daar erg met hun eigen dingen bezig waren. Er waren groepjes, daar viel ik buiten, maar er waren meer buitenstaanders, en het kwam niet zo vaak meer voor dat in in elkaar geslagen werd. Bespot wel, maar dat was al zo gewoon voor me dat ik daar wel mee kon leven - of beter: ik overleefde.
Uiteindelijk ging het mis. In mijn hoofd. Ik zag het al vanaf de lagere school niet voor me: je ging naar school, en dan een vervolgopleiding of studeren, en dan werken, dan trouwen, en dan? Thuisblijven met de kinderen? Waar had je dan voor geleerd? Of net als mijn vader een baan die hij niet leuk vond en die elke dag hetzelfde was? En hoe zat dat eigenlijk met dat trouwen, 'de mooiste dag van je leven'? Dan was de rest dus minder mooi, dan kon je dat trouwen ook maar beter uitstellen zodat je nog iets had om je op je verheugen.
En die opleiding, wat wilde ik? Ik was dol op boeken, daar wilde ik wel iets mee. Maar toen ik van de middelbare school kwam, was ik 15, met een MAVO-diploma, ik kon wel veel meer maar ik bracht het niet op.
Mijn moeder wist wel wat: de verpleging, daar was altijd werk in. Dan kon ik mooi de INAS doen (een schakelopleiding), als die af was was ik 17 en oud genoeg voor een opleiding in de verpleging.
Ik zag het niet zitten, maar op dat moment in mijn leven zag ik niets meer zitten, dus vooruit maar.
We kregen lessen levensbeschouwing, en tijdens een les kon het me echt helemaal niets meer schelen en zei ik dat ik regelmatig aan zelfmoord dacht. Dat ik nog geen manier had gevonden die én zeker was én zo min mogelijk ellende voor anderen zou geven. Maar dat ik die vast wel zou vinden.
Groot alarm overal. Een hectische week volgde, met allerlei gesprekken en gedoe, en toen het stof wat neerdwarrelde, vond ik mijzelf terug in een opvanghuis, op een wachtlijst voor opname op een jeugdpsychiatrische afdeling, en intussen een wekelijks gesprek bij (toen) het MOB.
Belachelijk, want ik was niet gek. Ik zag alleen maar heel scherp dat de toekomst niks voorstelde. Maar ja, als ik niet naar mijn gesprekken ging, kreeg ik zo'n gezeur aan mijn hoofd, dat ik maar ging.
Een half jaar later verhuisde ik naar Den Haag. Daar had ik al 'intakegesprekken' gehad, en het oogde allemaal wel best. Tot de dag dat een leider van het tehuis me wegbracht, in zijn Renault 4 vol met mijn spullen. Iedereen was naar therapie, op één meisje na, dat er niet goed genoeg aan toe was. Dat kon ik zien: ze zat van boven tot onder in verband waar op sommige plekken bloed doorheen sijpelde, en ze deelde me opgewekt mee dat dat was omdat ze 'gekrast' had. Ho even! Zo gek was ik niet! Daar hoorde ik toch zeker niet bij! En dit was dan nog de 'beste' groep? Man man waar was ik terecht gekomen?
Er waren een aantal therapieën, waarvan een deel als 'licht' gold (creatieve therapie, muziektherapie), en een deel als 'zwaar' (groeps-psychotherapie, psychomotore therapie [PMT], psychodrama). Daarnaast werd elke dag die dag besproken, en elke week was er 1 middag waarin 1 persoon uit de groep centraal stond, die kreeg een rapportage van de therapeuten, van de groepsgenoten, en moest zelf ook beschrijven hoe z/hij zelf vond dat het ging, waaraan gewerkt moest worden, wat de doelen waren in de komende periode enzovoorts.
Achteraf gezien kan ik zeggen dat die opname, van iets meer dan een jaar, mijn leven gered heeft. En dat is niet overdreven.
Uiteraard werkt alles samen: zonder het groepsproces zie je de dynamiek onderling niet. Ineens besef je dat wat je het meest stoort in andermans gedrag, vaak die trekjes zijn die je zelf ook hebt. Je vindt iemand best aardig maar ook eng, omdat diegene zich in sommige opzichten precies zo uit als je moeder. Je loopt keihard tegen dezelfde grenzen en problemen op, maar dan in een redelijk veilige setting, waar desnoods ingegrepen kan worden door mensen die daarvoor geschoold zijn - al kunnen ze dat niet allemaal even goed, want het zijn ook maar mensen.
Je ontdekt het fenomeen dat een groep pubers zijn mond absoluut niet kan houden, tenzij een psychiater de psychotherapie begint met 'Wie heeft er wat in te brengen?', waarna een langdurige, nerveuze, doodse stilte valt.
Wat ik me nog goed herinner, zijn de PMT-sessies. Altijd eerst wat losse oefeningen, dan vaak een paar personen die centraal stonden. Ik weet nog dat er ooit een grote trampoline stond, waar ik op moest gaan liggen. Vervolgens moest ik zeggen wie ik het minst vertrouwde uit de groep. Ik koos iemand die ik wel redelijk vertrouwde, want no way dat ik X die ik niet vertrouwde zou noemen, wie weet wat er ging gebeuren! Degene die ik noemde, moest op de trampoline heen en weer springen. Dat was tenminste het idee, en ik moest er dan maar op vertrouwen dat die persoon niet bovenop me zou springen. Omdat ik me volstrekt niet kon ontspannen, stuiterde ik bij de eerste sprong regelrecht van de trampoline af, en ik weigerde er weer op te klimmen.
Uiteindelijk werd besloten dat ik individuele PMT zou krijgen. De een-na-laatste keer herinner ik me nog erg goed. Ik associeer het altijd maar met het kraken van een noot, waarbij ik de noot was.
Stel je een gymzaal voor, twee therapeuten en een bange puber. We gingen een 'vertrouwensoefening' doen: ik stond aan de ene kant van de zaal, therapeute C. aan de andere kant, therapeut R. stond bij de deur. C. zou steeds een stapje dichterbij komen, en ik moest het dan aangeven als ik 'spanning' voelde omdat ze te dichtbij kwam, dan moest ik 'stop' zeggen. Eigenlijk voelde ik die al toen ze drie stappen had gezet, maar ik wilde me niet aanstellen, dus ik verbeet me.
Toen C. halverwege de zaal was, piepte ik 'stop'. Maar ze kwam gewoon dichterbij. Ik keek verwilderd om me heen, maar nee, R. stond nog bij de deur, geen ontsnappen mogelijk. C. bleef dichterbij komen en ineens had ik het: ik ging zitten. C. ging ook zitten en ik wilde net opgelucht ademhalen, toen zij al wiebelend nog steeds dichterbij kwam. Nog een keer STOP zeggen hielp ook niet.
Even later zaten we knie aan knie. Ik was witheet: ik moest toch stop zeggen? En dan luisterde ze niet! Maar ik liet het niet merken. Tot C. haar armen om me heen sloeg. Ik sprong overeind en begon te schreeuwen. R. vroeg hoe ik me voelde. Ik ging woest tekeer over grenzen aangeven en dat dat genegeerd werd als ik dat deed en dat ik Heel Kwaad was. R. vroeg heel rustig: 'Waarom huil je dan?' En verdraaid, ik was hard aan het huilen! Daar had ik niets van gemerkt. Ik stortte weer op de grond, heb een hele tijd enorm zitten huilen, met de armen van R. en C. om me heen, en dat luchtte op. Alsof er een abces opengebarsten was.
Later liep ik terug naar het huisje van mijn groep. Ik wilde me eerst wat opknappen zodat ze niet zouden zien dat ik gehuild had, maar ik besloot dat ze dat best mochten merken. En tot mijn grote verbazing werd ik opgevangen: 'Ga zitten, wat is er, vertel eens, ik maak even thee voor je' - wat een warm bad.
Het was een complete levensles: laat zien dat je kwetsbaar bent, en (sommige) mensen vangen je op. Doe alsof je onkwetsbaar bent, en mensen blijven jennen, als een tandarts op zoek naar een zere plek.
Ik ben nu bijna 30 jaar verder. Van bepaalde mensen in mijn omgeving weet ik vrijwel zeker dat ze het beste met me voor hebben. Of beter: ik wéét dat wel, maar ik durf het nog altijd niet te geloven. Mensen die me zomaar een kaart sturen voor m'n verjaardag? Die langskomen, me uitnodigen, kortom: eigenlijk al die dingen die voor veel mensen heel normaal zijn. En toch blijft diep van binnen dat stemmetje roepen: 'Pas op! Kijk uit!' De angst blijft dat mensen zeggen op een feest te komen en dan stiekem onderling, hahaha, zullen afspreken met z'n allen lekker niet te komen. Ik wéét dat dat niet gebeurt. Mijn vrienden zijn me dierbaar, extra omdat ik het zolang zonder heb moeten doen en nog steeds wen aan de luxe. En toch kan ik niet geloven dat ze van _mij_ houden. Omdat ik ergens diep van binnen niet genoeg van mezelf houd. Verstand en gevoel spreken elkaar tegen in dit geval.
Ik heb geluk gehad. Ik kreeg hulp toen ik echt niet meer verder kon. Dat was op een punt waarop mensen in mijn omgeving me zouden hebben beschreven als een kind dat graag alleen was, liefst zat te lezen, maar verder niet zoveel problemen had. Juist omdat ik me al zo in mezelf had opgesloten, dat mensen niet meer konden zien hoe slecht het eigenlijk ging.
Dat kwam niet alleen door het pesten, want het pesten werd deels veroorzaakt doordat er al iets mis was. Het pesten maakte het wel veel erger. En het maakte het ook onmogelijk voor mij om het zelf op te lossen.
Het zorgt ervoor dat ik nog altijd boos word als mensen zeggen: 'Ach, pesten hoort erbij'. Dan heb je iets niet begrepen. Plagen hoort erbij. Plagen maakt deel uit van een natuurlijke groepsdynamiek, en als die groep gezond is, is steeds een ander de 'pineut'. Pas als het structureel is, gericht op één persoon, en vanuit een soort groepsgevoel 'jij hoort niet bij ons en dat zullen we je even goed duidelijk maken', dan is het pesten. Plagen is juist de bevestiging dat je er wel bijhoort.
Iemand die lang gepest is, kan later min of meer genegeerd worden. Dan is er geen sprake meer van pesten zoals mensen dat kennen: opmerkingen, fysiek geweld, uitlachen. Maar iemand kan zich dan intussen, net zoals ik destijds, zo ver in zichzelf teruggetrokken hebben dat er geen weg meer terug lijkt, of vooruit, of opzij. Dan verbaast het de omgeving soms dat iemand over zelfmoord denkt, of dat die persoon zelfmoord pleegt. Maar zoals je ook in de brief van die jongen leest, gaat het dan allang niet meer om het nu. Als je klem zit, als je geen kant meer op kunt, dan kan zelfmoord de enige optie lijken. Juist de momenten waarop het even beter lijkt te gaan, zijn dan gevaarlijk. Als je even uit de put omhoog kijkt, en beseft dat je niet genoeg kracht hebt je aan die rand omhoog te trekken, dat je onvermijdelijk weer zult terugvallen. Waarom zou je jezelf dat aandoen? Nog jaren ellendig wachten op de dood die toch wel komt?
Dat klinkt erg somber. Maar zo kan het voelen als je depressief bent. En dat is vaak juist niet goed zichtbaar voor de omgeving - want z/hij was altijd al stil, altijd al teruggetrokken.
Hou een oogje open voor zulke mensen. Probeer vooral je hart open te houden voor zulke mensen.
Ik leef mee met de ouders en de andere achterblijvers van die jongen. Maar ik kan zijn daad begrijpen.
Het zou mooi zijn als dit drama aanleiding is om eens na te gaan hoe we met elkaar omgaan. Waarom kiezen we er voor om kwetsbare mensen uit te stoten? Om mee te lopen met de groep?
Denk na als mensen geplaagd worden: is het echt grappig? Is het niet steeds dezelfde persoon? Want inmiddels heb ook ik ontdekt dat het zo makkelijk is om mensen te pesten, dat je er oh zo makkelijk in meegaat als anderen beginnen - waarbij vaak niet eens helemaal duidelijk is wie er precies begon - en dat maakt dan weer dat mensen later zeggen: 'Ik een pester? Nee joh, die persoon hoorde er niet zo bij, maar gepest? Welnee'. Het roedel stort zich tegelijkertijd op de prooi. De prooi moet sterker gemaakt worden, het roedel moet stoppen met meelopen.
Gepest worden maakte mij eenzaam, bang, wantrouwig. Dat is allemaal veel minder (of eigenlijk: beter) geworden. Mensen die me nu leren kennen, willen soms niet eens geloven dat ik vroeger gepest werd. Ik heb het overleefd. Littekens op de ziel zie je niet van buiten. Maar ze zijn er wel, en ze gaan, net als littekens op je huid, nooit meer weg.
Mijn leven had ongetwijfeld makkelijker kunnen zijn. Maar misschien had ik dan minder goed beseft wat de waarde is van een kaart, een telefoontje, van iemand die je nauwelijks kent die een grappig cadeautje komt brengen, van mensen die besluiten dat hun baby bij jou veilig is. Daar ben ik dankbaar voor.
Dit kwam op Twitter voorbij: 10 signalen van pesten - erg herkenbaar in het geval van kinderen die gepest worden, en misschien een eye opener voor ouders/leerkrachten.
maandag, oktober 15, 2012
Hier drie voorbeelden uit de meest recente Aldifolder die ik kreeg.
Saté ajam van varkensvlees
Rieten manden van waterhyacint
Noten zonder geur-, kleur- en smaakstoffen.
Sinds wanneer is kip varken?
Als riet waterhyacint is, wat zegt dat dan over hun andere benamingen? Is een appel een ananas?
Noten zonder geur- en smaakstoffen smaken en ruiken naar niets. Dan neem ik wel een kauwgompje, dat smaakt na een tijdje ook naar niets meer. Zouden ze bedoelen dat ze er niets extra's aan toevoegen? Dan wordt het lastig, want dan kan zout niet (niet altijd een probleem), maar óók geen olie (vaak wel belangrijk als je noten brandt).
Of bedoelen ze: 'We voegen er geen kunstmatige smaakstoffen aan toe'? Waarom zetten ze dat dan niet neer?
Vragen, vragen. Voor je het weet ben je vreselijk lang bezig met zo'n folder.
De (ietwat stoffige) lidcactussen barsten alweer van de knoppen. Het zijn kerstcactussen, maar als je ze niet goed verzorgt (in dit geval: een ruimere pot, iets teveel water en te hoge temperaturen), bloeien ze vaker. Dit wordt de derde keer dit jaar, maar ze hebben nu wel veel meer knoppen dan in de eerdere periodes. Dit zijn twee roze Schlumberga's, plus een stek van een van die twee.
Alsof de wilg naar het droogrekje reikt
Francis E. Lester, een mooie rambler, maakt ook mooie bottels, hier met een 'veertje' van de bosrank
Bosranksliert met pluizen in wording
Hondsrooswaterval
Hondsroos kan flinke 'stammen' maken, ter vergelijking: de plank die je middenonder ziet, is 10 centimeter breed.
Hondsroosbottels
Mijn krent is vooral gelig, hij staat naast een conifeer die sneller groeit dan verwacht. De krent zou verplant moeten worden (ik wil de conifeer niet snoeien omdat er veel vogels in nestelen).
Verderop staat een krent die van hieruit gezien ingebed wordt door naaldbomen, zeker als het zonlicht net over de huizenrand erachter valt kan dat een spectaculair effect geven, maar het is moeilijk op foto vast te leggen. Deze foto is te donker door de lichte lucht.
Kleuren een beetje bewerkt, waardoor het geheel een rare zweem krijgt, maar wel meer de kleurcontrasten benadert. Hier zie je ook mijn es en aucuba die het 'in een groene lijst'-effect nog versterken.
Mussen op de kleine voedersilo
Sommige zaden blieven ze niet, en die gooien ze weg. Die vallen of op het tafeltje onder de silo, waar ze opgegeten worden door de Turkse tortels, of ze vallen op de grond, waar dan een tijdje later tarwe, gerst en dergelijke staan, die vermoedelijk na rijping door muizen worden gegeten.
Je ziet de zaden en granen rondom Tijger liggen, en je ziet dat er van alles opkomt in het bakje naast haar ;-)
Ook nog andere bloemen:
Amoeranjer
Smeerwortel
Salvia uliginosa, die me blijft verbazen, door de kleur en doordat ie - bijna 2 meter hoog - vrolijk rechtop blijft staan, niet gehinderd door die storm die we laatst hadden (de takken zwiepten woest heen en weer maar knakten niet), geen last van de regen, alleen niet helemaal wintervast (zeker niet als ie nat staat)
Herfstaster begint nu echt op gang te komen
Geen idee wat het precies is, het kwam uit een zakje 'Wild Flower Mix' waar ook slangenkruid uit kwam
Amoeranjer
Smeerwortel
Salvia uliginosa, die me blijft verbazen, door de kleur en doordat ie - bijna 2 meter hoog - vrolijk rechtop blijft staan, niet gehinderd door die storm die we laatst hadden (de takken zwiepten woest heen en weer maar knakten niet), geen last van de regen, alleen niet helemaal wintervast (zeker niet als ie nat staat)
Herfstaster begint nu echt op gang te komen
Geen idee wat het precies is, het kwam uit een zakje 'Wild Flower Mix' waar ook slangenkruid uit kwam
De herfstkleuren worden intenser:
De wingerd die hoog tegen de muur groeit, is al wel aan het verkleuren maar nog niet heel fel
Twijgen onder het raam lichten al wel op, ook de pioenroos 9voor de stoel) krijgt herfstkleuren
Het contrast van al wel helemaal verkleurde wingerd met de klimop geeft een dramatisch effect
De wingerd die hoog tegen de muur groeit, is al wel aan het verkleuren maar nog niet heel fel
Twijgen onder het raam lichten al wel op, ook de pioenroos 9voor de stoel) krijgt herfstkleuren
Het contrast van al wel helemaal verkleurde wingerd met de klimop geeft een dramatisch effect
maandag, oktober 08, 2012
Een van de medicijnen meldt dat je er 'meer' van kunt gaan dromen. Dat lijkt me vreemd, maar misschien word je makkelijker wakker in een droom.
Ik woonde weer thuis, had eindexamen gedaan in 2 vakken van de MAVO, dus ik moest nog 2 jaar - je mocht maar 2 vakken tegelijk doen. Bij mijn weten voor het eerst dat ik over examens droom.
Mijn moeder had ineens het hele huis voorzien van nieuwe vloerbedekking: hoogpolig tapijt in de kamers, laagpolig op de trappen, zeil in de gangen, alle varianten met dezelfde print van jellybeans (???), wat een overdonderend effect had en ervoor zorgde dat je onwillekeurig een zoetzure geur rook.
De droom daarna was meer dan gruwelijk: we (?) vonden ergens een gekruisigde kat, die nog leefde. De ander pakte een paal en wilde de dader meppen, maar besloot de paal eerst te vermommen als plumeau (?) en rukte plukken vacht van de wonden van de kat en plakte die op de paal, wat nog erger was dan die kat zo aantreffen. (Ik wil niet eens weten waar dat vandaan kwam, ik weet wel dat ik daarna beroerd wakker werd.)
Volgende droom: ergens in een kruising American trailerpark/camping. We (?) waren daar om dieren te redden, een soort beer-aap-rode panda (?). We werden betrapt, maar we wisten de dieren weer terug te stelen van de inbeslagnemers.
Die droom met dat jellybeantapijt was vooral gek, maar die over de kat was pure horror.
Meer en woester dromen, prima, maar kan het vinkje bij dieren martelen dan wel uit?
Ik woonde weer thuis, had eindexamen gedaan in 2 vakken van de MAVO, dus ik moest nog 2 jaar - je mocht maar 2 vakken tegelijk doen. Bij mijn weten voor het eerst dat ik over examens droom.
Mijn moeder had ineens het hele huis voorzien van nieuwe vloerbedekking: hoogpolig tapijt in de kamers, laagpolig op de trappen, zeil in de gangen, alle varianten met dezelfde print van jellybeans (???), wat een overdonderend effect had en ervoor zorgde dat je onwillekeurig een zoetzure geur rook.
De droom daarna was meer dan gruwelijk: we (?) vonden ergens een gekruisigde kat, die nog leefde. De ander pakte een paal en wilde de dader meppen, maar besloot de paal eerst te vermommen als plumeau (?) en rukte plukken vacht van de wonden van de kat en plakte die op de paal, wat nog erger was dan die kat zo aantreffen. (Ik wil niet eens weten waar dat vandaan kwam, ik weet wel dat ik daarna beroerd wakker werd.)
Volgende droom: ergens in een kruising American trailerpark/camping. We (?) waren daar om dieren te redden, een soort beer-aap-rode panda (?). We werden betrapt, maar we wisten de dieren weer terug te stelen van de inbeslagnemers.
Die droom met dat jellybeantapijt was vooral gek, maar die over de kat was pure horror.
Meer en woester dromen, prima, maar kan het vinkje bij dieren martelen dan wel uit?
vrijdag, oktober 05, 2012
Donderdagavond 27 september. Ik zat achter de computer en pats... Ineens de hele linkerbovenkant van m'n lijf doof en tintelend. Het gevoel dat je hebt als een tandartsverdoving begint uit te werken, maar dan van m'n vingertoppen tot m'n kruin, en keurig tot het midden van m'n lijf. Linkerdeel van m'n lip: doof. Rechterkant: niets aan de hand. Wang, oor, hand, hals: allemaal doof en prikkelig.
Ik kon gewoon lopen, typen, kon dingen optillen met m'n dove hand, zicht was goed, geen hoofdpijn of duizeligheid, bloeddruk links en rechts gemeten, ook normaal, pupillen reageerden gewoon, volgens mij was ik niet aan het hyperventileren (wat een oorzaak zou kunnen zijn).
Na een klein kwartier was het weg. Waar ik tegen iedereen zou zeggen: bel (op z'n minst) de huisartsenpost of gelijk 112, was ik vooral blij dat het weg was.
Volgende dag de huisarts gebeld, de assistente overlegde met de huisarts, en of ik maar direct wilde komen. Soms is het niet leuk als je voorrang krijgt.
De huisarts overlegde met de neuroloog van dienst - het was verdacht, bij een TIA zie je vaak ook spierzwakte of coördinatieproblemen en dergelijke, maar desondanks: dinsdag naar de neuroloog.
Intussen starten met acetylsalicylzuur (werkt als antiklontermiddel voor je bloed).
Bij de neuroloog moest ik lang wachten (altijd hetzelfde, hoewel ik een afspraak had na 2 werkdagen waar de standaardwachttijd voor deze poli 5 weken is), waarna ik mijn verhaal vertelde, een neurologisch onderzoek kreeg en een afspraak voor een TIA-screening, een dagopname voor donderdag. Dat was gisteren.
Bloedonderzoek, een glucosetolerantietest, een duplexonderzoek van de halsslagaders, een MRI-scan en een ECG, daarna weer een afspraak bij de neuroloog voor de voorlopige uitslagen.
Me om 8.30 gemeld bij het lab, snel aan de beurt, iets van 8 buisjes bloed afgestaan.
Daarna naar de opnamebalie, waar een mevrouw heel boos werd, want in haar gegevens stond dat ik daar om 8 uur zou zijn en 'ze' liepen daar altijd mee te kloten en als ze op de afdeling moeilijk deden moest ik gewoon mijn rooster onder hun neus schuiven waarop duidelijk '8.30 lab' als eerste vermeld stond.
Ik werd opgehaald, wandelwandel naar de afdeling, een tweepersoonskamer met een mevrouw met voor mij erg herkenbare duizelklachten (in de middag kwam een arts die haar uitlegde dat ze waarschijnlijk BPPD had, een bepaalde draaiduizeligheid veroorzaakt door instabiele onderdelen in het evenwichtsorgaan, even kort door de bocht. Een vriendin heeft dat ook dus ik had me daar pas uitgebreid over ingelezen ;p).
Bruin flesje op de tafel naast het bed, met een glaasje: 300 ml water met daarin 75 gram suiker, binnen 5 minuten op te drinken.
Eerst even glucose prikken (in de vinger), 6,1 (aan de hoge kant maar niet alarmerend). Het water opdrinken zonder veel te proeven, want het leek vooral op pure ranja zonder smaak behalve vaag iets zurigs (ascorbinezuur als conserveermiddel).
Twee uur stilliggen op bed, lekker gelezen - in eerste instantie wel het effect dat ik van vroeger kende, als ik een ongehoorde vreetbui had gehad, maar dat zakte snel.
Na die 2 uur weer prikken: 4,8. Ofwel: m'n lijf reageerde keurig op het suikershot door flink wat insuline los te laten. Probleempje: er moest eerst met een arts overlegd worden of ik nu wel wat mocht eten of drinken omdat de waarde wat laag was.
Honger had ik niet (gek hè?), maar inmiddels wel een vervaarlijk rommelende maag ;-)
Naar de afdeling waar het duplex-onderzoek plaatsvond - daarmee worden de halsslagaders zichtbaar gemaakt en de stroomsnelheid gemeten. Dan hoor je steeds het bloed door je vaten stromen via het apparaat, beetje luguber wel. Al die slagaders klinken ook net een beetje anders.
Intussen verslapte ik steeds meer omdat m'n lijf nog vrolijk suiker aan het opruimen was die er al niet meer was, denk aan de dip die je kunt krijgen nadat je iets zoets hebt gegeten, maar dan extreem.
Daardoor nogal bibberig naar de MRI-afdeling, naar de grote scanner. Man en vrouw daar bekeken mij en zeiden: 'Oh, dat gaat best lukken, vorige week hadden we hier iemand van 220 kilo die veel kleiner was dan jij, jij bent lichter en langer'. Maar ik wilde toch graag eerst even 'proefliggen' voordat ze een infuus in me jasten - het paste allemaal prima.
Infuus aangebracht, oordopjes in, koptelefoon op met radio 1 op mijn verzoek (niet dat je echt veel hoort boven al dat lawaai uit), knijpding in m'n hand voor als er iets was.
Hoofd in een soort klem zodat ik dat niet zou bewegen, met een spiegeltje boven m'n gezicht waarin ik een intrigerend uitzicht had op m'n onderlip en kin ;p
Dus ik schoof dat ding in, en ja, erg smal, en die onderlip kon me niet boeien, dus ik deed m'n ogen dicht: adem in adem uit. Gelijk een kreet door de koptelefoon: 'Ben je nog bij ons?'
50 minuten lang af en aan diverse geluiden, geratel, gedreun en gebonk dat me deed terugdenken aan boevenbuums muziek, sirene-achtige dingen. Voor elke nieuwe opname en dus nieuw geluid zeiden ze wat er komen ging en hoe lang het zou duren: 1 minuut, of 2, of 3, dat maakt het makkelijker uit te zitten, ehm, te liggen.
Eng: bij sommige opnames wordt dat ding bloedheet - letterlijk. Je voelt de wanden warmer worden en onwillekeurig trek je dan je armen naar je toe. Het ding wordt niet warmer dan 38 graden geloof ik (je kunt er ook wat opgewarmd uit komen), maar dat wist ik niet, dus ik schrok ervan. Later wel gezegd dat ik dat graag tevoren had geweten. (Inmiddels wat spierpijn in m'n armen daardoor, je trekt je armen al wat op, en door die warme wanden trok ik ze nog meer op.)
Eenmaal weer uit de scanner - bijna 1 uur en inmiddels sinds een uur of 10 de avond ervoor niets meer gegeten en sinds middernacht niet meer gedronken en gerookt, afgezien van dat suikerwater, inmiddels was m'n temperatuur wat in de war van de scanner, m'n bloedsuiker van de test en het vasten, m'n lijf reageerde ongetwijfeld ook op het nicotinegebrek, voor mijn doen had ik al flink wat beweging gehad en ik crashte een beetje.
De twee van de scanner zetten me op een stoel en gingen eerst maar eens met de afdeling bellen of nou al duidelijk was of ik wat mocht hebben, en zo niet, dan moesten ze maar een bed sturen om me op te halen, want ze zagen me niet zelf weer teruglopen.
Fiat om wat te drinken, chocolademelk werd aanbevolen maar bij het idee werd ik al beroerd, dus ik heb maar koffie zonder suiker gedronken. (Er ineens een scheut suiker in mikken leek me ook geen goeie optie, die suikerspiegel kon beter langzaam stijgen dan weer een klap krijgen waardoor ik druk in de weer zou gaan die overdosis weer te laten zakken.)
Langzaamaan trok ik wat bij, ik kreeg ook te horen dat ik er een stuk minder pips uitzag - alleen wist ik dat dat niets zei over hoe slap ik me voelde, maar alles over het feit dat het slaaptekort toesloeg. Dan krijg ik van die rooie wangen ;-)
Hoe dan ook, zelf terug naar de afdeling. Waar ik verdwaalde, en men met behulp van mijn id-bandje met streepjescode, naam en geboortedatum al gauw doorhad dat ik een verkeerde afslag had genomen.
Iemand kwam vragen wat ik wilde eten, en meldde dat ze eerst nog wat mensen weg moest brengen maar dat ik daarna m'n brood zou krijgen.
Zo ontbeet ik om kwart voor twee ;-)
Volgende onderzoek: ECG. Lang geleden al eens gehad, toen nog met plakdingen, maar nu gaat dat met een soort octopus (vond ik): een ding dat boven je hangt, met allerlei slierten eraan met zuignappen. Een spuitbus wordt losgelaten op alle plekken waar een zuignap moet komen, zuignap wordt geplaatst en sssluuurrrp, vast zit ie.
Zo gebeurd, terug naar de afdeling, wachten tot het tegen half vier was: afspraak met de neurologe voor de voorlopige uitslagen.
Wederom drie kwartier wachten en ik kwam niet verder in m'n boek. Naast me zat een stel, zij was net gezien door een co-assistent, ze moest nu wachten op een 'echte' dokter en dat beviel haar niet. Ze heeft een half uur lang achter elkaar door lopen razen, vloeken en tieren, terwijl de man bij haar af en toe eens floot of zong (dat hielp niet). Ik durfde niet naar de anderen in de drukke wachtkamer te kijken, overtuigd dat we in lachen zouden uitbarsten.
Uiteindelijk bij de dok: 2 bloedwaardes moeten nog komen en de radioloog moet nog iets bekijken dat niet helemaal duidelijk te zien was, maar afgezien van dat iets te hoge cholesterolgehalte is de boel in orde, geen diabetes, bloeddruk is redelijk goed (bovendruk is bij mij altijd iets te hoog bij dit soort dingen).
Op zich zou dat cholesterolgehalte ermee door kunnen, maar wegens die TIA toch maar aan de cholesterolremmers.
Stoppen met roken, afvallen (maar beide tegelijk vond de neurologe wel een erg zware opgave), meer bewegen. Doorgaan met de acetylsalicyl, dipyridamol erbij (eerst 1 keer per dag, na 2 weken 2 keer per dag), en simvastatine als cholesterolremmer.
Over 2 weken belt de neurologe me voor de laatste uitslagen, en dan zal ik ook wel horen hoe nu verder, want ik neem aan dat dat cholesterolgehalte af en toe gecontroleerd moet worden.
Afwachten maar.
Ik kon gewoon lopen, typen, kon dingen optillen met m'n dove hand, zicht was goed, geen hoofdpijn of duizeligheid, bloeddruk links en rechts gemeten, ook normaal, pupillen reageerden gewoon, volgens mij was ik niet aan het hyperventileren (wat een oorzaak zou kunnen zijn).
Na een klein kwartier was het weg. Waar ik tegen iedereen zou zeggen: bel (op z'n minst) de huisartsenpost of gelijk 112, was ik vooral blij dat het weg was.
Volgende dag de huisarts gebeld, de assistente overlegde met de huisarts, en of ik maar direct wilde komen. Soms is het niet leuk als je voorrang krijgt.
De huisarts overlegde met de neuroloog van dienst - het was verdacht, bij een TIA zie je vaak ook spierzwakte of coördinatieproblemen en dergelijke, maar desondanks: dinsdag naar de neuroloog.
Intussen starten met acetylsalicylzuur (werkt als antiklontermiddel voor je bloed).
Bij de neuroloog moest ik lang wachten (altijd hetzelfde, hoewel ik een afspraak had na 2 werkdagen waar de standaardwachttijd voor deze poli 5 weken is), waarna ik mijn verhaal vertelde, een neurologisch onderzoek kreeg en een afspraak voor een TIA-screening, een dagopname voor donderdag. Dat was gisteren.
Bloedonderzoek, een glucosetolerantietest, een duplexonderzoek van de halsslagaders, een MRI-scan en een ECG, daarna weer een afspraak bij de neuroloog voor de voorlopige uitslagen.
Me om 8.30 gemeld bij het lab, snel aan de beurt, iets van 8 buisjes bloed afgestaan.
Daarna naar de opnamebalie, waar een mevrouw heel boos werd, want in haar gegevens stond dat ik daar om 8 uur zou zijn en 'ze' liepen daar altijd mee te kloten en als ze op de afdeling moeilijk deden moest ik gewoon mijn rooster onder hun neus schuiven waarop duidelijk '8.30 lab' als eerste vermeld stond.
Ik werd opgehaald, wandelwandel naar de afdeling, een tweepersoonskamer met een mevrouw met voor mij erg herkenbare duizelklachten (in de middag kwam een arts die haar uitlegde dat ze waarschijnlijk BPPD had, een bepaalde draaiduizeligheid veroorzaakt door instabiele onderdelen in het evenwichtsorgaan, even kort door de bocht. Een vriendin heeft dat ook dus ik had me daar pas uitgebreid over ingelezen ;p).
Bruin flesje op de tafel naast het bed, met een glaasje: 300 ml water met daarin 75 gram suiker, binnen 5 minuten op te drinken.
Eerst even glucose prikken (in de vinger), 6,1 (aan de hoge kant maar niet alarmerend). Het water opdrinken zonder veel te proeven, want het leek vooral op pure ranja zonder smaak behalve vaag iets zurigs (ascorbinezuur als conserveermiddel).
Twee uur stilliggen op bed, lekker gelezen - in eerste instantie wel het effect dat ik van vroeger kende, als ik een ongehoorde vreetbui had gehad, maar dat zakte snel.
Na die 2 uur weer prikken: 4,8. Ofwel: m'n lijf reageerde keurig op het suikershot door flink wat insuline los te laten. Probleempje: er moest eerst met een arts overlegd worden of ik nu wel wat mocht eten of drinken omdat de waarde wat laag was.
Honger had ik niet (gek hè?), maar inmiddels wel een vervaarlijk rommelende maag ;-)
Naar de afdeling waar het duplex-onderzoek plaatsvond - daarmee worden de halsslagaders zichtbaar gemaakt en de stroomsnelheid gemeten. Dan hoor je steeds het bloed door je vaten stromen via het apparaat, beetje luguber wel. Al die slagaders klinken ook net een beetje anders.
Intussen verslapte ik steeds meer omdat m'n lijf nog vrolijk suiker aan het opruimen was die er al niet meer was, denk aan de dip die je kunt krijgen nadat je iets zoets hebt gegeten, maar dan extreem.
Daardoor nogal bibberig naar de MRI-afdeling, naar de grote scanner. Man en vrouw daar bekeken mij en zeiden: 'Oh, dat gaat best lukken, vorige week hadden we hier iemand van 220 kilo die veel kleiner was dan jij, jij bent lichter en langer'. Maar ik wilde toch graag eerst even 'proefliggen' voordat ze een infuus in me jasten - het paste allemaal prima.
Infuus aangebracht, oordopjes in, koptelefoon op met radio 1 op mijn verzoek (niet dat je echt veel hoort boven al dat lawaai uit), knijpding in m'n hand voor als er iets was.
Hoofd in een soort klem zodat ik dat niet zou bewegen, met een spiegeltje boven m'n gezicht waarin ik een intrigerend uitzicht had op m'n onderlip en kin ;p
Dus ik schoof dat ding in, en ja, erg smal, en die onderlip kon me niet boeien, dus ik deed m'n ogen dicht: adem in adem uit. Gelijk een kreet door de koptelefoon: 'Ben je nog bij ons?'
50 minuten lang af en aan diverse geluiden, geratel, gedreun en gebonk dat me deed terugdenken aan boevenbuums muziek, sirene-achtige dingen. Voor elke nieuwe opname en dus nieuw geluid zeiden ze wat er komen ging en hoe lang het zou duren: 1 minuut, of 2, of 3, dat maakt het makkelijker uit te zitten, ehm, te liggen.
Eng: bij sommige opnames wordt dat ding bloedheet - letterlijk. Je voelt de wanden warmer worden en onwillekeurig trek je dan je armen naar je toe. Het ding wordt niet warmer dan 38 graden geloof ik (je kunt er ook wat opgewarmd uit komen), maar dat wist ik niet, dus ik schrok ervan. Later wel gezegd dat ik dat graag tevoren had geweten. (Inmiddels wat spierpijn in m'n armen daardoor, je trekt je armen al wat op, en door die warme wanden trok ik ze nog meer op.)
Eenmaal weer uit de scanner - bijna 1 uur en inmiddels sinds een uur of 10 de avond ervoor niets meer gegeten en sinds middernacht niet meer gedronken en gerookt, afgezien van dat suikerwater, inmiddels was m'n temperatuur wat in de war van de scanner, m'n bloedsuiker van de test en het vasten, m'n lijf reageerde ongetwijfeld ook op het nicotinegebrek, voor mijn doen had ik al flink wat beweging gehad en ik crashte een beetje.
De twee van de scanner zetten me op een stoel en gingen eerst maar eens met de afdeling bellen of nou al duidelijk was of ik wat mocht hebben, en zo niet, dan moesten ze maar een bed sturen om me op te halen, want ze zagen me niet zelf weer teruglopen.
Fiat om wat te drinken, chocolademelk werd aanbevolen maar bij het idee werd ik al beroerd, dus ik heb maar koffie zonder suiker gedronken. (Er ineens een scheut suiker in mikken leek me ook geen goeie optie, die suikerspiegel kon beter langzaam stijgen dan weer een klap krijgen waardoor ik druk in de weer zou gaan die overdosis weer te laten zakken.)
Langzaamaan trok ik wat bij, ik kreeg ook te horen dat ik er een stuk minder pips uitzag - alleen wist ik dat dat niets zei over hoe slap ik me voelde, maar alles over het feit dat het slaaptekort toesloeg. Dan krijg ik van die rooie wangen ;-)
Hoe dan ook, zelf terug naar de afdeling. Waar ik verdwaalde, en men met behulp van mijn id-bandje met streepjescode, naam en geboortedatum al gauw doorhad dat ik een verkeerde afslag had genomen.
Iemand kwam vragen wat ik wilde eten, en meldde dat ze eerst nog wat mensen weg moest brengen maar dat ik daarna m'n brood zou krijgen.
Zo ontbeet ik om kwart voor twee ;-)
Volgende onderzoek: ECG. Lang geleden al eens gehad, toen nog met plakdingen, maar nu gaat dat met een soort octopus (vond ik): een ding dat boven je hangt, met allerlei slierten eraan met zuignappen. Een spuitbus wordt losgelaten op alle plekken waar een zuignap moet komen, zuignap wordt geplaatst en sssluuurrrp, vast zit ie.
Zo gebeurd, terug naar de afdeling, wachten tot het tegen half vier was: afspraak met de neurologe voor de voorlopige uitslagen.
Wederom drie kwartier wachten en ik kwam niet verder in m'n boek. Naast me zat een stel, zij was net gezien door een co-assistent, ze moest nu wachten op een 'echte' dokter en dat beviel haar niet. Ze heeft een half uur lang achter elkaar door lopen razen, vloeken en tieren, terwijl de man bij haar af en toe eens floot of zong (dat hielp niet). Ik durfde niet naar de anderen in de drukke wachtkamer te kijken, overtuigd dat we in lachen zouden uitbarsten.
Uiteindelijk bij de dok: 2 bloedwaardes moeten nog komen en de radioloog moet nog iets bekijken dat niet helemaal duidelijk te zien was, maar afgezien van dat iets te hoge cholesterolgehalte is de boel in orde, geen diabetes, bloeddruk is redelijk goed (bovendruk is bij mij altijd iets te hoog bij dit soort dingen).
Op zich zou dat cholesterolgehalte ermee door kunnen, maar wegens die TIA toch maar aan de cholesterolremmers.
Stoppen met roken, afvallen (maar beide tegelijk vond de neurologe wel een erg zware opgave), meer bewegen. Doorgaan met de acetylsalicyl, dipyridamol erbij (eerst 1 keer per dag, na 2 weken 2 keer per dag), en simvastatine als cholesterolremmer.
Over 2 weken belt de neurologe me voor de laatste uitslagen, en dan zal ik ook wel horen hoe nu verder, want ik neem aan dat dat cholesterolgehalte af en toe gecontroleerd moet worden.
Afwachten maar.
vrijdag, september 28, 2012
Ja joh. Tuurlijk. Verplicht om de zoveel tijd inloggen en 2 op de 3 keer krijg je zoiets als dit, of een melding dat je je systeembeheerder moet bellen (alsof je een interne gebruiker bent).
Zo langzamerhand overweeg ik een sollicitatie bij werk.nl - niet dat ik iets van IT weet, maar zo te zien is dat geen enkele voorwaarde.
Zo langzamerhand overweeg ik een sollicitatie bij werk.nl - niet dat ik iets van IT weet, maar zo te zien is dat geen enkele voorwaarde.
maandag, september 24, 2012
Marco Florijn, de Rotterdamse wethouder, heeft weer eens een losse flodder geproduceerd. Rotterdamse bijstandstrekkers moeten na een korte omscholing aan de slag in de thuiszorg.
Het lijkt logisch: mensen zijn werkloos, in de thuiszorg zijn mensen nodig, 1=1=0 in dit geval, probleem opgelost! Toch?
Er zijn wat praktische bezwaren en vragen.
1 - Niet elke bijstandstrekker is fysiek en/of mentaal in staat te werken. De klantenbestanden zijn flink vervuild doordat de bijstand lang gebruikt is (en nog wordt) als 'afvoerputje' voor mensen die eigenlijk in de ZW, de WAO of een andere uitkering zouden moeten zitten, maar niet helemaal aan de voorwaarden voldoen. Niet alle bijstandstrekkers zijn sollicitatieplichtig, denk aan moeders van jonge kinderen, en sommige 'moeilijke gevallen' hebben ook ontheffing. Wie om wat voor reden dan ook niet kan werken, zou niet in de bijstand moeten zitten en niet gedreigd moeten worden met tewerkstelling.
Wie in de bijstand zit, moet in staat zijn te werken - fysiek, mentaal, sociaal. Wie dat niet kan, zou onder een andere regeling moeten vallen. Wie dat kan met enige hulp, moet die hulp kunnen krijgen, desnoods met enige aandrang.
Schoon dat reservoir van de bijstand eens op zodat helder wordt wie er mogelijk aan de slag kan. Dat maakt het ook makkelijker om eventuele werkweigeraars aan te pakken.
2 - Niet iedereen is geschikt voor de thuiszorg. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die met een klein zetje en wat extra investeren in een opleiding (vanuit de gemeente, de zorginstellingen en de werkloze zelf) hun draai zullen vinden in deze sector. Maar werken in de zorg vereist een bepaalde 'mindset', een bepaald karakter. Ja, het is de bedoeling dat de klussen die de mensen gaan doen in de categorie boodschappen doen en een praatje maken vallen. (De zorg op de foto bij het artikel over dit plan valt onder verpleging, niet onder de bedoelde huishoudelijke zorg.) Waarbij je je kunt afvragen wat er 'overblijft' voor de oorspronkelijke thuiszorgers. De thuiszorg is al gesplitst in huishouding, verpleging, en begeleiding, en de vraag is hoe goed die splitsing werkt.
3 - Werken in de zorg is niet altijd een middel om uit een uitkering te komen. Steeds vaker betekent werken in de thuiszorg dat je een paar dagen per week in de ochtend een paar uur werkt en in de avond een paar uur (als je kinderen hebt die opgevangen moeten worden, heb je een probleem). Daarnaast dreigen werkgevers in de thuiszorgsector regelmatig met loonsverlaging - wie daar niet mee akkoord gaat, dreigt ontslagen te worden (zie hier en hier).
De vraag is wat er met de lonen en arbeidsvoorwaarden gaat gebeuren - in Rotterdam komt de nieuwe aanbesteding voor de thuiszorg in maart, en Florijn zegt te staan voor goed werkgeverschap. Maar misschien komen er aparte voorwaarden voor de omgeschoolde uitkeringstrekkers.
4 - Het is zinloos te streven naar een werkloosheid van 0 procent. In een gezonde maatschappij is er een werkloosheidspercentage van 4 tot 5%, om flexibiliteit binnen de arbeidsmarkt te garanderen. Op basis van de geschatte beroepsbevolking van Nederland van 7,464 miljoen personen (cijfers augustus 2012) zou 5% dan 373200 personen zijn.
In augustus van dit jaar waren er 514000 personen werkloos (seizoensgecorrigeerd, bron), dat is (ruim) 6,88%. Meer dan gezond is, maar gezien de economische crisis en de overheveling van banen naar lagelonenlanden vind ik het relatief nog meevallen.
5 - Een eerder gestart project van Florijn, aan de hand van een idee van minister Kamp, betreft werken in de kassen van het Westland. In een project van drie jaar moeten daar duizenden mensen aan de slag.
De eerste poging was ronduit een flop: er waren 150 vacatures bij de kassen, er werden 6 bussen met in totaal vierhonderd werklozen heen gebracht. 26 mensen kregen werk, 5 daarvan kwam door de proeftijd en kregen een vaste (!) baan.
Waarom waren de andere 374 niet geschikt, en waarom vielen die andere 19 af? Wat klopt er van de verhalen dat veel werkgevers in deze sector liever Polen of andere Oost-Europeanen hebben omdat die 'niet zeuren' over hun rechten en/of minder loon eisen?
Mensen proberen uit een uitkering te krijgen valt toe te juichen. Maar niet iedereen kan zomaar aan de slag. Daarnaast zal een deel van het bestand weer snel aan het werk zijn als de economie aantrekt.
Bij veel uitkeringsinstanties zie je nu een driedeling: mensen die kansrijk zijn, worden niet begeleid, die redden zichzelf wel. Mensen die als vrijwel kansloos worden beschouwd, worden ook niet begeleid, omdat dat een verspilling van energie, geld en tijd zou zijn (maar val ze dan ook niet lastig met verplichte tewerkstelling: zoek uit waarom ze zo kansloos zijn en kijk of je daar iets kunt veranderen). Mensen die tussen die twee categorieën in vallen, krijgen doorgaans wel een vorm van begeleiding, waarbij onduidelijk is wat de meerwaarde is van die vaak matige begeleiding (zoals leren waar je vacatures vindt en hoe je een sollicitatiebrief of CV opstelt).
Ik ben benieuwd wie de nieuwe bewindspersonen worden op dit vlak, en wat hun beleid gaat worden.
Aanvulling over de 'speeddate-actie' in Den Haag: klik
Het lijkt logisch: mensen zijn werkloos, in de thuiszorg zijn mensen nodig, 1=1=0 in dit geval, probleem opgelost! Toch?
Er zijn wat praktische bezwaren en vragen.
1 - Niet elke bijstandstrekker is fysiek en/of mentaal in staat te werken. De klantenbestanden zijn flink vervuild doordat de bijstand lang gebruikt is (en nog wordt) als 'afvoerputje' voor mensen die eigenlijk in de ZW, de WAO of een andere uitkering zouden moeten zitten, maar niet helemaal aan de voorwaarden voldoen. Niet alle bijstandstrekkers zijn sollicitatieplichtig, denk aan moeders van jonge kinderen, en sommige 'moeilijke gevallen' hebben ook ontheffing. Wie om wat voor reden dan ook niet kan werken, zou niet in de bijstand moeten zitten en niet gedreigd moeten worden met tewerkstelling.
Wie in de bijstand zit, moet in staat zijn te werken - fysiek, mentaal, sociaal. Wie dat niet kan, zou onder een andere regeling moeten vallen. Wie dat kan met enige hulp, moet die hulp kunnen krijgen, desnoods met enige aandrang.
Schoon dat reservoir van de bijstand eens op zodat helder wordt wie er mogelijk aan de slag kan. Dat maakt het ook makkelijker om eventuele werkweigeraars aan te pakken.
2 - Niet iedereen is geschikt voor de thuiszorg. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die met een klein zetje en wat extra investeren in een opleiding (vanuit de gemeente, de zorginstellingen en de werkloze zelf) hun draai zullen vinden in deze sector. Maar werken in de zorg vereist een bepaalde 'mindset', een bepaald karakter. Ja, het is de bedoeling dat de klussen die de mensen gaan doen in de categorie boodschappen doen en een praatje maken vallen. (De zorg op de foto bij het artikel over dit plan valt onder verpleging, niet onder de bedoelde huishoudelijke zorg.) Waarbij je je kunt afvragen wat er 'overblijft' voor de oorspronkelijke thuiszorgers. De thuiszorg is al gesplitst in huishouding, verpleging, en begeleiding, en de vraag is hoe goed die splitsing werkt.
3 - Werken in de zorg is niet altijd een middel om uit een uitkering te komen. Steeds vaker betekent werken in de thuiszorg dat je een paar dagen per week in de ochtend een paar uur werkt en in de avond een paar uur (als je kinderen hebt die opgevangen moeten worden, heb je een probleem). Daarnaast dreigen werkgevers in de thuiszorgsector regelmatig met loonsverlaging - wie daar niet mee akkoord gaat, dreigt ontslagen te worden (zie hier en hier).
De vraag is wat er met de lonen en arbeidsvoorwaarden gaat gebeuren - in Rotterdam komt de nieuwe aanbesteding voor de thuiszorg in maart, en Florijn zegt te staan voor goed werkgeverschap. Maar misschien komen er aparte voorwaarden voor de omgeschoolde uitkeringstrekkers.
4 - Het is zinloos te streven naar een werkloosheid van 0 procent. In een gezonde maatschappij is er een werkloosheidspercentage van 4 tot 5%, om flexibiliteit binnen de arbeidsmarkt te garanderen. Op basis van de geschatte beroepsbevolking van Nederland van 7,464 miljoen personen (cijfers augustus 2012) zou 5% dan 373200 personen zijn.
In augustus van dit jaar waren er 514000 personen werkloos (seizoensgecorrigeerd, bron), dat is (ruim) 6,88%. Meer dan gezond is, maar gezien de economische crisis en de overheveling van banen naar lagelonenlanden vind ik het relatief nog meevallen.
5 - Een eerder gestart project van Florijn, aan de hand van een idee van minister Kamp, betreft werken in de kassen van het Westland. In een project van drie jaar moeten daar duizenden mensen aan de slag.
De eerste poging was ronduit een flop: er waren 150 vacatures bij de kassen, er werden 6 bussen met in totaal vierhonderd werklozen heen gebracht. 26 mensen kregen werk, 5 daarvan kwam door de proeftijd en kregen een vaste (!) baan.
Waarom waren de andere 374 niet geschikt, en waarom vielen die andere 19 af? Wat klopt er van de verhalen dat veel werkgevers in deze sector liever Polen of andere Oost-Europeanen hebben omdat die 'niet zeuren' over hun rechten en/of minder loon eisen?
Mensen proberen uit een uitkering te krijgen valt toe te juichen. Maar niet iedereen kan zomaar aan de slag. Daarnaast zal een deel van het bestand weer snel aan het werk zijn als de economie aantrekt.
Bij veel uitkeringsinstanties zie je nu een driedeling: mensen die kansrijk zijn, worden niet begeleid, die redden zichzelf wel. Mensen die als vrijwel kansloos worden beschouwd, worden ook niet begeleid, omdat dat een verspilling van energie, geld en tijd zou zijn (maar val ze dan ook niet lastig met verplichte tewerkstelling: zoek uit waarom ze zo kansloos zijn en kijk of je daar iets kunt veranderen). Mensen die tussen die twee categorieën in vallen, krijgen doorgaans wel een vorm van begeleiding, waarbij onduidelijk is wat de meerwaarde is van die vaak matige begeleiding (zoals leren waar je vacatures vindt en hoe je een sollicitatiebrief of CV opstelt).
Ik ben benieuwd wie de nieuwe bewindspersonen worden op dit vlak, en wat hun beleid gaat worden.
Aanvulling over de 'speeddate-actie' in Den Haag: klik
zondag, september 16, 2012
donderdag, september 06, 2012
Een hoop tuin- en omgevingsfoto's.
Tomatenbloem:
De Black Plum is inmiddels net zo hoog als de schutting, ruim 1.80 m.
Een narrige Tijger:
Agastache, dropplant, als je over het blad wrijft, ruikt het naar anijsdrop. Ook goed voor thee, zowel vers als gedroogd:
Akkerhommel op de vlinderstruik:
De Oostindische kers bloeit fanatiek door, de boel zit vol knoppen, bloemen en zaden:
Sedum 'Herbstfreude':
Salvia uliginosa, zo blauw, zo blauw. Dik anderhalve meter hoog, populair bij hommels en bijen, vorstgevoelig, dus ik verzamel zaad en neem stekjes:
Slangenkruid, Echium. Ook een bijentrekker, en mooi verbloeiend in roze-lila-blauwe tinten.
Een autofocusfunctie kan je aardig de mist insturen: atalanta op de vlinderstruik ;-)
Witgerande tuinslak op de vlinderstruik:
Een echte Uteregse achtuhluhkuh glaadioal, met erachter duidelijk zichtbare naaktslakkenvraatschade op het blad:
Slechte foto van baarsjes in de sloot (de grootste was een centimeter of 10), en rechts een voorn:
Dit is de echte, onvervalste Tomblik. Hij zat op de stoel bij de vensterbank, en snapte niet wat ik nou toch met dat ding voor z'n neus deed:
Dianthus amurensis "Siberian Blue" oftewel Amoeranjer. Meer mauve-lila dan blauw, maar wel een lief plantje. Op de achtergrond schijnaardbei:
Ik kan er maar geen echt scherpe foto van maken. Maar toch zie je hier het rare effect van een uitgezaaide conifeer: eerst vormt zich een stekelig ding (alsof er een mosje groeit), en pas na een tijdje ontstaan er ineens herkenbare coniferenschubjes:
Zodra ik naar buiten ga, verdwijnt Tom naar binnen en loopt Tijger mee naar buiten:
Tijger krabt even aan zichzelf:
En ze krabt graag aan de zakken potgrond, en de wilgenroos die dichtbij staat heeft zich gelijk uitgezaaid:
Ik kreeg zaden van peper Amarillo. De planten groeiende gestaag, ze nemen driekwart van mijn venster in beslag, zijn bijna 2 meter hoog. En nu, in september, heeft eindelijk één van de planten een eerste bloem geproduceerd:
Tomatenbloem:
De Black Plum is inmiddels net zo hoog als de schutting, ruim 1.80 m.
Een narrige Tijger:
Agastache, dropplant, als je over het blad wrijft, ruikt het naar anijsdrop. Ook goed voor thee, zowel vers als gedroogd:
Akkerhommel op de vlinderstruik:
De Oostindische kers bloeit fanatiek door, de boel zit vol knoppen, bloemen en zaden:
Sedum 'Herbstfreude':
Salvia uliginosa, zo blauw, zo blauw. Dik anderhalve meter hoog, populair bij hommels en bijen, vorstgevoelig, dus ik verzamel zaad en neem stekjes:
Slangenkruid, Echium. Ook een bijentrekker, en mooi verbloeiend in roze-lila-blauwe tinten.
Een autofocusfunctie kan je aardig de mist insturen: atalanta op de vlinderstruik ;-)
Witgerande tuinslak op de vlinderstruik:
Een echte Uteregse achtuhluhkuh glaadioal, met erachter duidelijk zichtbare naaktslakkenvraatschade op het blad:
Slechte foto van baarsjes in de sloot (de grootste was een centimeter of 10), en rechts een voorn:
Dit is de echte, onvervalste Tomblik. Hij zat op de stoel bij de vensterbank, en snapte niet wat ik nou toch met dat ding voor z'n neus deed:
Dianthus amurensis "Siberian Blue" oftewel Amoeranjer. Meer mauve-lila dan blauw, maar wel een lief plantje. Op de achtergrond schijnaardbei:
Ik kan er maar geen echt scherpe foto van maken. Maar toch zie je hier het rare effect van een uitgezaaide conifeer: eerst vormt zich een stekelig ding (alsof er een mosje groeit), en pas na een tijdje ontstaan er ineens herkenbare coniferenschubjes:
Zodra ik naar buiten ga, verdwijnt Tom naar binnen en loopt Tijger mee naar buiten:
Tijger krabt even aan zichzelf:
En ze krabt graag aan de zakken potgrond, en de wilgenroos die dichtbij staat heeft zich gelijk uitgezaaid:
Ik kreeg zaden van peper Amarillo. De planten groeiende gestaag, ze nemen driekwart van mijn venster in beslag, zijn bijna 2 meter hoog. En nu, in september, heeft eindelijk één van de planten een eerste bloem geproduceerd: