Inherent aan ouder worden: die helden die je ontdekte in je puberteit,
en toen pakweg 20 jaar ouder waren dan jijzelf, zijn als je 45, 50 bent
intussen 65, 70. En dan is het niet heel erg uitzonderlijk als mensen
overlijden. Maar het zou niet moeten mogen - die mensen waren er altijd.
Daar ben je mee opgegroeid, je leerde andere muzikanten en andere
stijlen kennen als ze eens uitstapjes maakten of misschien zelf altijd
andere stijlen gebruikten. Het eerste nummer van Bowie dat ik oppikte,
was Heroes. Ik was 10 en ik vond het eigenlijk een klereherrie. De
disco-achtige periode daarna vond ik niks, maar intussen had ik al wel
zijn oudere werk ontdekt: zijn eerste hit was net zo oud als ikzelf (wat
op zich al een schok is: dat die mensen al minstens zo lang bezig zijn
als jijzelf bestáát - als egocentrische puber bijna niet te bevatten dat
er leven was voor je er zelf was). Under Pressure week af, was
opvallend anders. Ik was 14 en rende naar de platenzaak. Ik kocht ook
een verzamelalbum. Wat daarna kwam, Let's Dance, vond ik wel aardig maar
sprak me niet aan. China Girl vond (en vind) ik heel erg niet leuk.
Dancing in the Street getuigde van humor. Na Tin Machine raakte Bowie
een beetje uit zicht bij mij, tot 2013 - Where Are We Now vond ik weer
ouderwets intrigerend, typisch Bowie: altijd anders dan verwacht. En
onlangs Blackstar, op zijn verjaardag. Het voelt nu aan als totaal
geregisseerd: met je laatste krachten een album uitbrengen, reacties
meepikken, en wegwezen.
Nu moeten wij verder zonder Bowie. Maar gelukkig hebben we zijn kunst nog, in alle vormen, en de herinneringen.
Als er een hemel is, hebben ze daar inmiddels een heel aardig huisbandje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten