maandag, juni 11, 2007

Ergens boven, een ijssalon. Alles ademt afscheid, vertrek.
Mijn vader lepelt een ijscoupe leeg, ik roer wat in een kopje. Ik hoopte op een gesprek, een soort acceptatie, maar het is weer de 'we doen net alsof alles goed is'-routine. We kunnen allebei niets, lijkt het.
Hij eet ook mijn bestelling op. Als de laatste hap weggewerkt is, kijkt hij me aan en gaat dood.
Het verbaast me niet echt, maar wat nu - iemand waarschuwen, en mijn moeder inlichten natuurlijk. Ik ren de ijszaak uit, tas vergeten, terug, tas gepakt, op weg.
Waarom is nergens een telefoon? Rennen, rennen. Langs de kant van een autoweg, waar auto's allerlei kanten oprijden en net niet botsen.
Ik ga maar van de weg af, klim over de rand de struiken in, dwars erdoor, hé! Een telefooncel! Wel een vreemde, een soort driepersoonscel: drie foontoestellen in een soort donker hokje. Er staan twee jongens en een meisje, en als ik muntjes zoek, worden twee van de drie ineens erg vervelend. De derde jongen is er wel maar doet niet echt mee.
Alle muntjes die ik heb zijn buitenlands, uit diverse landen. Mooie muntjes, maar onbruikbaar in deze telefoon. Terwijl ik zoek tussen het kleingeld, etteren de jongen en het meisje door. Ik doe net alsof ik het leuk vind, om er zo snel mogelijk af te zijn, terwijl ik intussen denk: ik moet snèl bellen, ik kan het haar niet aandoen dat ze van een vreemde hoort dat haar man dood is.
Op de een of andere manier kom ik weg uit die rare telefooncel, en even later rag ik weer door een soort struikgewas. Alleen: dit struikgewas heeft nogal veel bloesem, en eerst daalt er af en toe een wit bloemblaadje neer, later komen hele ladingen roze kersenbloesem naar beneden. Ik weet dat dat volgens Japanse overtuiging geluk brengt, dus ik doe geen moeite meer om om de struiken heen te lopen.
Dan is er ineens een station. En de trein die ik moet hebben komt net binnen, dat is mooi. Ik ren naar het perron waar de trein langsrijdt, om te merken dat ie een bocht maakt en vervolgens aan de andere kant van het station stopt. Rennen! Maar ik mis de trein toch.
Op het perron staat een tafeltje met een vriendelijke man, die me roept: ik ben m'n tas en portemonnee wederom kwijtgeraakt, hij geeft ze aan me terug.
Waarna ik maar gewoon op een trein stap die net vertrekt. Tot ik besef dat die naar België gaat, vlakbij, maar daar moet ik niet zijn. Dus ik spring eraf, met een keurige zwaai en rol, en ik kom onbeschadigd op de grond terecht.
Even later loop ik op een spoor - het terrein is talloze sporen breed, en te zien aan alle groen dat er groeit wordt het niet vaak gebruikt. Weliswaar zie ik in de verte auto's rijden, die een soort spel lijken te doen. De berijders hebben duidelijk plezier, ze lijken te racen en te stunten.
Ik klim weer op het muurtje aan de zijkant (het spoorterrein ligt wat verdiept), en even later loop ik in open landschap, en weet ik dat ik in Het Bildt ben. Waar ik ook niet moet wezen.
Intussen hoop ik dat degene die mijn moeder op de hoogte stelt, dat met tact zal doen - hoewel, kun je zoiets tactisch brengen?
Ik heb uitzicht op de rimpelloze zee, en op de enorme brug naar Denemarken. Die brug moet ik op. Alleen: hij zwiept als een kermisattractie. Ik zie dat de strook die me voor auto's bedoeld lijkt (zonder oprit), leeg is - daar lopen een paar mensen die steeds bijna vallen.
Ergens hogerop is het officiële pad voor de voetganger. Maar op die hoogte met deze wind is dat gekkenwerk. Dus ik pak het metalen draadwerk dat steeds langswaait beet. Prompt word ik de lucht in getrokken, en het is eng. Ik moet doorlopend loslaten en weer vastpakken, maar ik weet toch zeker dat ik niet zal vallen. Alleen: hoe kom ik hier weer vanaf?
Een tijdje later komt er een jonge vrouw aanlopen, met een schrijfblok. Ik sta niet op de lijst. Het duurt even voor ze doorheeft dat ik een probleem heb.

Waarna ik heftig zwetend wakker werd en me afvroeg waar ik dat in vredesnaam allemaal vandaan haalde. Normaal gaan mijn nachtmerries over vluchten, dit was ergens moeten komen zonder dat het lukte. Overigens niets minder naar :-(
Maar dan nog: een tas? Ik??
Brengt kersenbloesem geluk?
Als die trein naar België niet zover hoefde te rijden, waarom was dat overwoekerde spoorterrein verderop dan zo Engels?
En waarom wist ik dat ik in Friesland was terwijl ik ook wist dat die brug naar Denemarken in Groningen was? En sowieso: een brug naar Denemarken?
Waarom was de zee zo glad terwijl die brug gevaarlijk zwiepte?

Waarom droomt een mens zulke dingen??

Geen opmerkingen: