zondag, november 24, 2002

Elisa's verhaal voert mij terug naar onaangename tijden. De eerste vier jaar van mijn basisschoolcarrière bracht ik door op een openbare school. Dinsdagmiddag was handenarbeidmiddag, weet ik nog. Handwerken kan ik me van die school niet herinneren. Handenarbeid vond ik geweldig.
De laatste twee jaar zat ik op een Pr-Chr school. Daar deden de meisjes verplicht aan handwerken, dat hoorde bij de opvoeding. Wat een drama was dat. En wat me nog het meest voor de geest staat, was dat ding. Ik weet niet eens hoe het heet, want het zal best een naam hebben: een haakwerkje in een metalen cirkel. Die cirkel kon je dan, leukleuk, ophangen aan de draad die je ook al keurig rond de cirkel had gehaakt.
Breien heb ik later nog geleerd, toen mijn motoriek sterk verbeterd was en ik (okee, ik was al in de 20 geloof ik) besloot dat ik dat nou toch #%@^ gewoon moest kunnen. (Sindsdien heb ik ruzie met vriendje, omdat ik - ook op dit vlak - nooit iets af kan maken, en er dus ergens in mijn huis nog een voor- en achterpand en een halve mouw van zijn trui, en twee panden van mijn trui zwerven.)
Ook dat haken heb ik nog geprobeerd. Maar ik snap die steekjes niet meer (heet dat wel steken bij haken? Of zijn het haakjes?). Lossen, vasten, stokjes.
Het raamwerkje. Ik zat er nog mee te kloten toen alle meisjes al twee werkjes verder waren. Het was een grote klont viesgroen touwwerk met gaten en verdikkingen, onelegant, lomp en lelijk. Ik kreeg het niet voor elkaar, en ik werd gek toen ik het in de vakantie mee naar huis kreeg, met de opdracht het nou eens af te maken.
Ik knoeide thuis verder, en het schoot maar niet op.
Een week later kon ik het aan de juf laten zien: af!
Ze was wijs, ze zei niets over het wel erg opvallende verschil tussen die kwart broddelwerk, en die driekwart duidelijk zeer ervaren haakwerk.
Het rotding heeft nog jaren op mijn kamer gehangen.
Ik was alleen maar goed in punniken.

Geen opmerkingen: