TT 717 Sneeuwjacht
Sneeuw die rustig dwarrelt is veel minder hinderlijk dan sneeuw die door de wind wordt voortgejaagd. Sneeuw levert de grootste problemen als het hard waait, vooral als het dan ook vriest.
Bij een krachtige tot harde wind, kracht 6 of 7, is tijdens sneeuwval sprake van een ware sneeuwjacht. De stuifsneeuw, die bij temperaturen onder nul in kieren en gaten doordringt, leidt tot enorme overlast: verkeer en openbaar vervoer raken ontwricht, de wegen versperd door ophopingen en duinen van sneeuw.
In een sneeuwjacht terechtkomen is zeer onaangenaam, zeker bij temperaturen ver onder nul. Bovendien vermindert het zicht, afhankelijk van de intensiteit van de sneeuw.
In zware sneeuw kan het zicht tot minder dan 500 meter teruglopen en soms zelfs minder dan 50 meter, vergelijkbaar met zeer dichte mist.
Sneeuw en zeker een sneeuwjacht is zeer belemmerend voor het verkeer. Het KNMI geeft bij sneeuw extra waarschuwingen uit.
Bij een sneeuwjacht of sneeuwstorm, waarin minstens windkracht 6 wordt bereikt, gaat een Weeralarm uit, zo mogelijk door een voorwaarschuwing voorafgegaan. Sneeuwval of driftsneeuw bij windkracht 8 of meer wordt een sneeuwstorm genoemd, zoals de blizzards in Canada en de Verenigde Staten.
In het winterhalfjaar is sneeuw in ons land heel gewoon, maar een sneeuwjacht komt niet vaak voor. Tijdens winterse buien met windstoten lijkt het soms een sneeuwjacht maar stuivende sneeuw bij vorst komt in ons land heel weinig voor en dan meestal maar heel kort.
Een heuse sneeuwstorm bij temperaturen onder nul en windkracht 8 of 9 is uitzonderlijk. In de 20ste eeuw kwam dat gemiddeld eens in de 5 jaar voor maar zeer onregelmatig in de tijd verdeeld.
De volgende sneeuwstorm liet soms meer dan 20 jaar op zich wachten maar in strenge winters woedde er soms enkele malen een sneeuwstorm. De laatste sneeuwstorm dateert van 1985 toen het op 8 en 9 januari sneeuwde bij een stormachtige wind.
De zwaarste en meest ontwrichtende sneeuwstorm van de laatste decennia was die van 14 februari 1979 met 90 uur achtereen driftsneeuw en sneeuwduinen van 3 tot 6 meter hoogte.
In de meteorologie wordt onderscheid tussen lage en hoge driftsneeuw gemaakt. Lage driftsneeuw is sneeuw die door de wind tot ooghoogte (ongeveer 1,80 meter) wordt opgewerveld. Van hoge driftsneeuw is sprake als de sneeuw door de wind veel hoger in de lucht wordt opgedwarreld waarbij ook het zicht op ooghoogte sterk vermindert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten