'Maya's gingen ten onder aan uitgeputte natuur'
AMSTERDAM - De beschaving van de Maya’s had vanaf de achtste eeuw te lijden onder uitgeputte natuurbronnen. Dat beweren wetenschappers die bouwmaterialen van oude tempels in Guatemala hebben vergeleken.
De onderzoekers van de universiteit van Cincinnati hebben houten balken onderzocht in zes tempels in Tikal, een van de belangrijkste oude steden uit het tijdperk van de Maya’s.
De drie jongste tempels (daterend van na het jaar 741) blijken te zijn gebouwd met hout van relatief slechte kwaliteit.
Die bevindingen zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Archeological Science.
Volgens de onderzoekers gebruikten de Maya’s tot halverwege de achtste eeuw hout van sapotillebomen voor de aanleg van hun belangrijke gebouwen. De sapotilleboom staat bekend om zijn gladde en harde stam, waar je gemakkelijk inscripties in kunt kerven.
In de drie jongste tempels werden echter balken aangetroffen die waren gemaakt van campêchebomen. Die bomen zijn over het algemeen smal en knoestig.
“Het is absoluut een inferieur bouwmateriaal”, aldus hoofdonderzoeker David Lentz in het Britse tijdschrift New Scientist. Hij gelooft dat de Maya’s genoegen namen met hout van mindere kwaliteit, omdat er door ontbossing geen sterkere boomsoorten meer in hun leefgebied groeiden.
Eerdere studies hebben al uitgewezen dat ontbossing en erosie waarschijnlijk een rol speelden bij de ineenstorting van de Mayacultuur. Het slechte hout in de tempels is volgens de onderzoekers echter het eerste tastbare bewijs van de theorie.
(Bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten