vrijdag, september 24, 2004

Zorgen om babyboomers

AMSTERDAM - De babyboomgeneratie zou wel eens veel eerder met pensioen kunnen gaan dan wordt verwacht. De financiële gevolgen daarvan zullen de Nederlandse economie in 2006 ongekend hard treffen. Dit zegt Kees van Dijkhuizen, thesaurier-generaal van het ministerie van Financiën.
Het kabinet houdt er rekening mee dat de groep burgers die vlak na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, in 2010 ophoudt met werken. Dan worden ze 65 jaar. Maar volgens Van Dijkhuizen, die deze week in Den Haag sprak voor een gezelschap bankiers, gaat het leeuwendeel veel eerder van de oude dag genieten.
De gevolgen zijn gigantisch, zegt Van Dijkhuizen. "Het betekent een grote uitstoot van werknemers, waardoor de arbeidsparticipatie daalt, en een grotere druk op de voorzieningen."
Het kabinet neemt op dit moment maatregelen om Nederland door een economisch dal te slepen. Volgens Van Dijkhuizen zijn die ingrepen bittere noodzaak, maar blijft het uiteindelijke succes afhankelijk van de babyboomers.
[Dan verbieden ze het toch, het eerder ophouden? Als mijn generatie verplicht langer moet werken, waarom die generatie dan niet?]
"Als iedereen voor zijn 61ste het werk neerlegt, krijgen we al in 2006 met de problemen te maken," zegt Van Dijkhuizen. De groep is dan niet meer voor de arbeidsmarkt beschikbaar en betaalt dus ook geen premies meer.
"Maar," waarschuwt Van Dijkhuizen, "de babyboomers gaan dan ook meer spaargeld opnemen. Misschien gaan ze hun dure huizen verkopen om een kleiner appartement terug te kopen. Verkopen ze hun aandelen? Niemand weet het. Het enige wat we weten is dat de groep vanaf 2010 zijn AOW krijgt."
Boven op de onzekerheid over de pensionering van de naoorlogse generatie komen volgens Van Dijkhuizen nog drie hoofdproblemen. De algehele vergrijzing slaat toe. In 1950 was iets meer dan tien procent van de bevolking ouder dan 55 jaar. In 2010 is dat bijna dertig procent en rond 2050 komt het uit op ruim vijftig procent.
Vlak na zijn benoeming tot topambtenaar van Financiën in 1999 stelde Van Dijkhuizen dat de vergrijzing alleen betaald kan worden als de staatsschuld (in 2000 vijfhonderd miljard gulden) wordt afgelost.
Het jaarlijkse tekort op de begroting was in 2000 voor het eerst sinds de jaren vijftig omgeslagen in een overschot. Het lek was gedicht, en Van Dijkhuizen begon zich af te vragen hoe het schip vol water kon worden leeggehoosd. Dat zou op termijn vijftien miljard euro rentelasten kunnen schelen, wat de stijging van de kosten van de vergrijzing zou kunnen compenseren.
Maar het overschot van 2,2 procent van het inkomen medio 2000 sloeg tóch weer om in tekort van rond de drie procent voor de jaren 2003, 2004 en 2005, wat meteen het tweede probleem vormt.
Obstakel nummer drie is de zwakke economische uitgangspositie, te wijten aan de hoge arbeidskosten en het geringe aantal mensen dat werkt. De kosten van arbeid stegen sinds 1997 in Nederland met vijftien procent, in de VS met vier procent, terwijl ze in concurrerende landen met een procent of vijf daalden.
"De problemen lijken immens," aldus Van Dijkhuizen. Ze zijn te vergelijken met de situatie waar het eerste kabinet-Lubbers in de jaren tachtig voor stond.
"Maar Lubbers kwam er ook uit," aldus Van Dijkhuizen. "De lonen moeten laag blijven, we moeten langer en harder werken en we moeten tot hogere leeftijd doorwerken."
http://www.parool.nl/nieuws/2004/SEP/24/eco1.html

Dijkhuizen geeft zelf het goeie voorbeeld, werkt door tot zijn 67e en levert een deel van zijn salaris in?

Geen opmerkingen: