Stafchef Amerikaanse vice-president vervolgd
WASHINGTON - De stafchef van de Amerikaanse vice-president Cheney, Lewis Libby, is aangeklaagd voor belemmering van de rechtsgang, meineed en het afleggen van een valse verklaring. Libby diende vrijdag meteen na de bekendmaking van de aanklacht door een rechtbank in Washington zijn ontslag in.
Het is de eerste ontknoping in een al twee jaar durend justitieel onderzoek naar het bewust lekken van de naam van een geheim agente. Waarnemers spreken over een nieuwe tegenslag voor president Bush.
Libby wordt vervolgd voor zijn rol in het schandaal rond de Amerikaanse geheime dienst CIA. De identiteit van CIA-agente Valerie Plame werd in 2003 gelekt naar de pers. Het onthullen van de naam van een geheim agent is in de Verenigde Staten een misdrijf.
De belangrijkste adviseur van Cheney wordt ervan verdacht te hebben gelogen tegen de jury die de zaak onderzoekt. Volgens de aanklager kan Libby (55), als hij schuldig wordt bevonden, dertig jaar gevangenisstraf en een boete van 1,25 miljoen dollar krijgen.
Volgens de rechtbank zijn vooralsnog geen andere regeringsfunctionarissen in staat van beschuldiging gesteld. Dat betekent dat een topadviseur van president Bush die ook in verband is gebracht met de zaak, Karl Rove, voorlopig vrijuit gaat.
Rove zelf had eerder vrijdag tegen de nieuwszender CNN gezegd dat hij nog wel onderdeel uitmaakt van het onderzoek. Speciaal aanklager Fitzgerald concentreerde zich op de vraag of Libby en Rove tijdens ondervragingen meineed hebben gepleegd.
De twee topadviseurs golden in de Amerikaanse media al een tijdje als degenen die de naam van Plame onthulden. De Witte Huis-medewerkers zouden haar bewust hebben genoemd. Ze wilden waarschijnlijk Plames man, de ex-ambassadeur Joseph Wilson, een hak te zetten.
De oud-diplomaat bestreed beweringen van de regering-Bush dat de Iraakse dictator Saddam Hussein uranium had proberen te kopen in Afrika. Libby speelde achter de schermen een belangrijke rol bij de beslissing van Washington om Irak binnen te vallen.
De CIA-affaire is munitie in de handen van de Democraten. Die houden de Republikein Bush schimpend voor dat hij bij zijn aantreden als president een morele revolutie in het Witte Huis had beloofd.
De Amerikaanse president maakt sowieso al beroerde weken door. Behalve kritiek op de manier waarop Bush reageerde op de Katrina-ramp in New Orleans was er deze week het nieuws van het 2000e Amerikaanse slachtoffer in Irak. Bovendien moest Bush' kandidaat voor het Hooggerechtshof, Harriet Miers, haar kandidatuur terugtrekken.
Het waren in dit geval juist de conservatieve christenen, doorgaans de trouwste bondgenoten van de Republikeinse president, die geen vertrouwen in de advocate hadden.
(Bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten