Slechte slapers hebben afwijking in brein

AMSTERDAM - Slechte slapers beschikken over minder zogenoemde grijze stof in de hersenschors, het voorste deel van het brein vlak boven de oogkas.
Ook zit er minder grijze stof in een verder naar achter gelegen deel van de hersenschors. Die afwijking is vermoedelijk aangeboren en is zeker niet ontstaan door het gebrek aan slaap.
Die ontdekking hebben twee onderzoekers van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) samen met het VU medisch centrum (VUmc) gedaan.
Zij publiceren de doorbraak op het gebied van het begrip van chronische slapeloosheid dinsdag op internet in het tijdschrift Biological Psychiatry.
De onderzoekers hopen de speurtocht naar slapeloosheid nu in een stroomversnelling te brengen door binnenkort te beginnen met het Nederlands Slaap Register op internet, waaraan zoveel mogelijk goede en slechte slapers moeten meedoen.
Grijze stof is een dicht netwerk van hersencellen in de buitenste laag van de hersenen. Dit deel van het brein is belangrijk voor het nemen van beslissingen, oplossen van problemen en het beoordelen van emotionele waarde van zaken.
Het was al bekend dat chronisch slapelozen comfort slecht kunnen beoordelen en dat ze langzamer besluiten nemen. Een tekort aan grijze stof zou daar nu de reden van kunnen zijn, denken onderzoekers Ellemarije Altena en Ysbrand van der Werf.
De wetenschappers hebben met MRI-onderzoeken vastgesteld dat slecht slapen erger wordt naarmate iemand minder grijze stof in de hersenschors heeft.
Altena en Van der Werf denken dat de exacte hoeveelheid grijze stof een aangeboren eigenschap is. Mensen met weinig grijze stof lopen dus een hoger risico chronische slapeloosheid te ontwikkelen.
Over de oorzaak van slapeloosheid is nog vrijwel niets bekend, aldus de KNAW. Hoewel stress een rol kan spelen, verklaart dat niet waarom de een er wel last van heeft en de ander niet.
Ongeveer 10 procent van de bevolking lijdt aan slapeloosheid. De Nederlandse vondst leidt mogelijk tot nieuwe behandelmethoden.
(Bron)