'Terrorismewet te ruim opgezet'
DEN HAAG - Het wetsvoorstel dat terrorisme strafbaar stelt is te ruim van opzet, waardoor tal van onbedoelde gedragingen eronder gaan vallen. Bovendien ontbreekt de noodzaak voor de wetswijzigingen, omdat het Wetboek van Strafrecht voldoende mogelijkheden biedt om terrorisme aan te pakken. Dat zeiden vier deskundigen maandag tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer. Zij waren door enkele parlementariërs om hun mening gevraagd als voorbereiding op de verdere behandeling van het wetsvoorstel.
Het uitgebreide pakket aan wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht werd vorig jaar door minister Donner van Justitie ingediend en is het gevolg van een besluit van de Europese Unie om - als reactie op de aanslagen in de Verenigde Staten - alle lidstaten te verplichten terrorisme strafbaar te stellen. Het voorstel introduceert het delict 'deelname aan een terroristische organisatie' en verhoogt de straffen op tal van misdrijven indien zij zijn gepleegd met een terroristisch oogmerk.
Dit wordt omschreven als 'het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen dan wel een overheid of internationale organisatie te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen'.
Deze omschrijving is veel te ruim geformuleerd, trachtten de deskundigen met tal van voorbeelden aan te tonen. Zo wees de Nijmeegse hoogleraar strafrecht Buruma er op dat vakbondsacties strafbaar kunnen worden, omdat daarmee wordt getracht de overheid tot iets te bewegen. Volgens hem heeft minister Donner in de omschrijving geschrapt dat de gedraging ook wederrechtelijk moet zijn, zoals de EU had voorgeschreven.
Veel kritiek was er ook op de wens van Donner om de samenspanning met terroristisch oogmerk tot een aantal misdrijven strafbaar te stellen. Volgens Buruma vergt het besluit van de EU dit niet. Zijn Amsterdamse collega Van der Wilt, specialist in het internationaal strafrecht, zei dat als gevolg van het wetsvoorstel al dwangmiddelen kunnen worden ingezet als iemand een e-mail stuurt naar een ander om een afspraak te maken om te gaan samenspannen.
De Amsterdamse advocate Böhler, die onder meer de moordenaar van Fortuyn en de Koerdenleider Öcalan heeft verdedigd, bracht in herinnering dat de introductie van een pakket wetten tegen het IRA-terrorisme in Groot-Brittannië als gevolg had dat velen, onder wie de zogeheten Guildford Four, onschuldig werden veroordeeld. Zij meent net als de hoogleraren dat het Wetboek van Strafrecht voldoende aanknopingspunten biedt .
De vierde deskundige, directeur Muller van het Crisis Onderzoeksteam, had zichzelf de vraag gesteld of het wetsvoorstel Nederland zal vrijwaren van terrorisme. De kans daarop is 'pessimistisch', zei hij. Volgens Muller zijn religieuze fanatici niet onder de indruk van de strafverhogingen en is Al Qa'ida al lang geen organisatie meer, maar een vaag netwerk. 'Deelname aan een criminele organisatie is al moeilijk te bewijzen, maar aan een terroristische organisatie is nog veel moeilijker.'
Muller is samen met Buruma van mening dat Donner te veel nadruk op het strafrecht legt, terwijl er meer is te verwachten van het beter organiseren van de inlichtingendiensten.
(Bron)
Hoe kom ik toch aan het enge gevoel dat die ruime opzet juist zo bedoeld is?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten