woensdag, juli 28, 2010

Liefdesverdriet vergelijkbaar met drugsverslaving

AMSTERDAM – Liefdesverdriet is blijkbaar niet iets om te onderschatten: Amerikaanse onderzoekers van de Stony Brook University hebben althans ontdekt dat de gevolgen ervan te vergelijken zijn met een cocaïneverslaving.
Hoewel liefdesverdriet toch vooral met het hart geassocieerd wordt, ligt de oorzaak in dit geval in de hersenen. Daar komt liefdesverdriet namelijk het hardst aan, en wel in dat deel van het brein dat eveneens verantwoordelijk is voor verslavingsgevoelens van een fervent drugsgebruiker.
Volgens NY Daily News, die dinsdag over het onderzoek bericht, werpt de studie een nieuw licht op het soms oncontroleerbare gedrag dat mensen vertonen nadat zij door een geliefde aan de kant gezet zijn. Afwijzing kan stalkgedrag, zelfmoord, moord en depressie in de hand werken.
Om tot de uitspraken te komen namen de onderzoekers 15 heteroseksuele mannen, allen onlangs gedumpt, onder de loep. Zij kregen een foto onder ogen van hun ex-geliefde, waarna ze gevraagd werd een wiskundige opdracht te maken.
De foto van hun beminde werd op dit punt ingewisseld voor iemand die de proefpersonen eveneens kenden, maar waar zij geen romantische gevoelens voor koesterden.
Hersenreacties werden vervolgens door het team geregistreerd en geanalyseerd, waarbij in het oog sprong dat kijken naar de ex-partner voor bepaalde hersengebieden een veel sterkere stimulans was dan de neutralere afbeelding. Die delen die in het brein oplichtten, bleken dezelfde als die van cocaïneverslaafden. Bovendien zijn deze hersenzones verantwoordelijk voor fysieke pijn en verdriet.
"Een diepgaande, romantische liefde blijkt soortgelijk te functioneren als een verslaving," stelt onderzoeker Arthur Aron. "Het begrijpen van het neurale stelsel is van groot belang, om romantiek te kunnen begrijpen en, meer in het bijzonder, de reactie op afwijzing binnen dit kader."
Aron en zijn team toonden evenwel aan dat naar verloop van tijd, de uitwerking van de foto afneemt.
Resultaten van de studie zijn opgenomen in de juli-editie van Journal of Neurophysiology.
(Bron)

Geen opmerkingen: