dinsdag, januari 06, 2004

Internetverslaving is serieuze zaak

UTRECHT - Tienduizenden Nederlanders maken dwangmatig gebruik van internet. Dat blijkt uit onderzoek van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO).
Er zijn paralellen met gokverslaving. Geert-Jan Meerkerk vindt dat hulpverlenende instanties deze ’nieuwe verslaafden’ serieus moeten nemen.
Omdat haar man vaak in het buitenland verbleef, begon de 37-jarige kunstenares K. drie jaar geleden met internetten. E-mail leek de eenvoudigste en goedkoopste manier van communiceren met haar echtgenoot. Ze wist niets van computers en internet, maar leerde snel en ontdekte de chatboxen.
Aanvankelijk chatte ze alleen met haar man, maar na verloop van tijd zocht ze ook met anderen contact en werd het meer en meer. Zelfs wanneer haar man wel thuis was, moest ze chatten. Langzamerhand werd het steeds erger tot ze een jaar geleden zo’n acht tot elf uur per dag achter de computer zat. Sociale contacten werden verwaarloosd en wanneer er verplichtingen waren, zoals een feestje, werd ze onrustig en verzon ze smoesjes om eerder weg te kunnen. Zoals ze zelf zei: je bent alleen rustig als je achter dat ding zit. Ook bijvoorbeeld tijdens het koken of wanneer haar dochtertje uit school kwam, bleef ze chatten. Mede door de invloed van haar man, die haar bewust maakte van haar probleem, begon ze bewust te minderen.
Nu heeft ze de controle weer terug, hoewel ze aangeeft nog wel op haar hoede te zijn.
Dat K. niet de enige is, blijkt uit een onderzoek naar ’internetverslaving’, waarvan de resultaten onlangs zijn gepubliceerd. Het blijkt dat ruim één procent van alle internetgebruikers (ruim 60.000 mensen) op een dusdanige, dwangmatige manier van het internet gebruik maakt, dat het gebruik een negatieve invloed heeft op hun sociaal, professioneel en psychisch functioneren.
Deze mensen zitten vaak uren per dag, als in een soort roes, achter het scherm. Ook wanneer zij niet online zijn, zijn ze in hun hoofd nog bezig met het internet.VergoedingUit het onderzoek komt verder naar voren dat er zich bij de reguliere hulpverlening (verslavingszorg, Riagg en maatschappelijk werk) met een zekere regelmaat mensen melden bij wie internetproblematiek speelt. In lang niet alle gevallen kan op deze problematiek adequaat worden ingespeeld. Daarnaast wordt de behandeling zelden vergoed door de ziektekostenverzekeraar.
Hoewel het aantal aanmeldingen vooralsnog relatief gering is, mag niet uitgesloten worden dat dit de komende jaren gaat stijgen.
Van vergelijkbare verslavingsproblemen is bekend dat er jaren overheen kunnen gaan voordat een bepaalde gewoonte zich tot een probleem heeft ontwikkeld. De situatie lijkt enigszins op de situatie rondom gokverslaving eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Ook toen waren niet alle hulpverlenende instanties voorbereid en in staat gokverslaafden hulp te bieden.
De analogie met gokken gaat verder. Een gokverslaafde blijkt gevoelig voor de spanning van het spel en voor de kans een niet onaanzienlijk geldbedrag te winnen. Deze gevoeligheid maakt dat het spelen leidt tot een soort roes of verdoving, waarbij de onregelmatige, geldelijke uitkering zorgt voor een bekrachtiging van het gedrag.
Daar waar bij de gokker de beloning voortkomt uit de spanning rondom het winnen van geld, wordt de beloning voor de internetgebruiker gevormd door de waardering en het respect van andere ’gamers’, het warme contact van een chatpartner of het bijzonder opwindende seksplaatje.
Niet voor niets blijken internetproblemen vaker voor te komen bij mensen met sociale en psychische problemen. Typerend is dat zelfs ontwenningsverschijnselen worden gemeld.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat internetverslaving serieus genomen dient te worden.
De term ‘internetverslaving’ is overigens enigszins ongelukkig. Net zo min als een alcoholist verslaafd is aan de slijter is de internetverslaafde verslaafd aan het internet. Beter zou het zijn te spreken van een chatverslaafde of een seksverslaafde.
Het internet is slechts het medium. Belangrijk is wel dat door dit nieuwe medium voor velen de drempel voor het ontwikkelen van dwangmatig gedrag verlaagd is. Stel dat iemand een zekere vatbaarheid heeft, een seksverslaving te ontwikkelen. Voor de komst van het internet zou een dergelijk persoon niet zo snel geconfronteerd worden met seksuele prikkels.
Op het internet zijn dergelijke prikkels overvloedig aanwezig en het feit dat deze persoon ze in de rust en privacy van zijn eigen huis kan zoeken, vergroot de kans dat hieruit dwangmatig gedrag ontstaat.
Hoe ernstig is dit alles nu? Daar waar gokverslaafden na verloop van tijd enorme financiële problemen ontwikkelen lijken de problemen van de internetverslaafden op het eerste gezicht wel mee te vallen.
Afgezien van eventuele RSI-klachten is tijd het belangrijkste dat de internetverslaafde verliest. Tijd die voorheen gestoken werd in televisiekijken kan nog wel gemist worden.
Ernstiger wordt het echter wanneer het internetten ten koste gaat van belangrijkere zaken als het verzorgen van de kinderen en het huishouden of het onderhouden van contacten met vrienden en familie. Ook het werk kan er onder lijden, wat in de ernstigste gevallen tot ontslag kan leiden.
Duidelijk is dat het internet ongekende mogelijkheden biedt op het gebied van communicatie, informatie en amusement. Velen maken daar dankbaar gebruik van.
Sommigen worden echter zodanig gegrepen door de mogelijkheden dat zij hun gedrag niet meer in de hand hebben. Deze mensen dienen serieus genomen te worden door hulpverlenende instanties, met name de verslavingszorg.
(Bron)

Geen opmerkingen: