zaterdag, oktober 18, 2003

Er was eens een Hippo die op een zaterdag dacht: 'Ik moet boodschappen doen'.

Nou ja, zo beginnen sprookjes, en dit is echt gebeurd, dus laat die stijl maar zitten.
Ik raak altijd wat kortlontig van boodschappen doen in een volle super. Mensen parkeren hun wagentje even dwars voor je, komen links de bocht door terwijl er drie mensen keurig staan te wachten tot de oudere dame voorbij is, dat soort dingen.
Maar: ik had de super overleefd, ik was weer buiten, lucht licht en ruimte - ging goed. Dacht ik.
Nog even naar de dierenwinkel, adreskokertje halen voor poes (die 'm al een keer kwijt heeft weten te maken, maar ook bij uitstek een kat is die overal in, op en achter gaat kijken en dus eens ergens ingesloten zou kunnen raken).
Dan maar naar huis via het plein. Waar je niet mag fietsen, en waar de helft van de mensen fietst. De helft daar weer van past de snelheid aan aan het feit dat er wandelaars op dat plein zijn (die alle recht hebben er te zijn, in tegenstelling tot de fietsers). De andere helft beschouwt het als sport om zo scherp mogelijke bochten om mensen heen te maken, nèt niet de kindertjes plat te rijden en vooral zo hard mogelijk te fietsen.
Ik was het plein bijna over toen ik in een ooghoek iets in een groene jas zag. Niets alarmerends, ware het niet dat er iets in een blauwe jas naast liep. Zo'n blauwe jas met van die streepjes op de schouder.
"Zullen wij even afstappen?" (Terwijl er drie crossers langskwamen, maar die gingen vast te hard zodat ze ze niet zag.)
Ik ben afgestapt, tenslotte had ze daar gelijk in. Ik greep haar hand, schudde die, noemde mijn naam en zei dat ik het leuk vond om haar, Beatrix, eens te ontmoeten. Want zij was Beatrix, dat is tenslotte de enige die in koninklijk meervoud hoort te spreken.
Zij was intussen met een preek bezig, maar nu viel ze stil. Waarop ik meldde dat verder alleen smerissen en artsen zich het recht aanmatigen om in wij-vorm te praten, en ik haar een beetje rood en erg kwaad zag worden. Daarna heb ik haar flink op de schouder geklopt, waarbij het hielp dat ze ongeveer tot borsthoogte kwam, en heb ik luidkeels geroepen: 'En! Hoe gaat het met Òns vandaag!'
Waarna ik weer op de fiets ben gestapt en snel ben weggefietst. En zomaar ineens blij was dat er geen kenteken op een fiets zit.

Geen opmerkingen: