vrijdag, mei 23, 2008

Docenten weten te weinig over radicalisering

DEN HAAG - Docenten, jongerenwerkers, wijkagenten en anderen die in hun werk veel met jongeren te maken hebben, weten te weinig over radicale vormen van de islam en rechtsextremisme. De informatie die zij krijgen, moet meer op hun specifieke beroepsgroep worden gericht.
Dat blijkt uit een analyse die het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement COT in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft uitgevoerd.
Onderzoeksleider Marco Zannoni van het COT heeft berichtgeving daarover in het Nederlands Dagblad vrijdag bevestigd.
Het COT onderzocht de initiatieven die onder meer de overheid de afgelopen drie jaar heeft ondernomen om de radicalisering te signaleren en tegen te gaan. Daaruit blijkt dat het overheidsbeleid heel breed is geweest.
Mensen die door hun beroep veel met mogelijk radicaliserende jongeren in contact kunnen komen, kregen niet alleen het advies mogelijke ontsporingen te melden, zoals het gangbare beeld is.
Zij ontvingen ook informatie over de manier waarop mensen minder kwetsbaar kunnen worden gemaakt en hoe de voedingsbodem voor radicalisering kan worden weggenomen.
De mensen die met de jongeren te maken kunnen krijgen, hebben volgens Zannoni te vaak het idee dat zij het probleem zelf moeten oplossen. Zij zijn te weinig geneigd er hun collega's of anderen bij te betrekken.
Zannoni geeft het ministerie het advies dat in de opleiding meer aandacht aan dit probleem wordt besteed. Ook ligt hier een taak van de beroepsvereningingen en de brancheorganisaties van bijvoorbeeld het jeugd- en buurthuiswerk.
Zannoni ziet weinig verschil in de aanpak van radicale islamitische en rechtsextremistische jongeren. Wel is er de neiging rechtsextremistische uitingen als een incident te beschouwen en ze te weinig te zien als het gevolg van een ontwikkeling die jongeren hebben doorgemaakt. Bij moslimjongeren is dat minder het geval.
(Bron)

Geen opmerkingen: