'Madrid 11/3' kostte maar twee weken werk
AMSTERDAM - Wie of wat zat er achter het plan om een stel treinen in Madrid op te blazen? Die vragen wachten nog op antwoord. Maar veel moeite heeft de zaak niet gekost. Afstandsbediening met mobieltjes was bekende techniek.
Het gestolen Volkswagenbusje is volgeladen met 110 kilo explosieven als twee agenten van de Guardia Civil even voorbij León, in Noord-Spanje, de bestuurder laten stoppen. De verkeersregels zijn overtreden - te hard gereden? - en de agenten schrijven een bon uit. Ze bellen even met het hoofdbureau om het kenteken te controleren, maar er is niets bijzonders geregistreerd. Doorrijden maar! De mannen vervolgen hun weg richting Madrid. Het is eind februari en de Spaanse politie laat nietsvermoedend de kans lopen een catastrofale terreuraanslag te voorkomen.
In het VW-busje zitten drie of vier mannen, allen waarschijnlijk van Marokkaanse afkomst. Ze komen net uit Avilés, een mijnstadje aan de noordkust. Achterin liggen explosieven van het type Goma 2 ECO, die ze met hulp van de oud-mijnwerker José Emilio Suárez Trashorras hebben gestolen. Viavia zijn ze bij Suárez, een Spanjaard, terechtgekomen - sinds hij is afgekeurd drijft hij een handel in tweedehands auto's. De springstof is bestemd voor een mijn in Noord-Afrika, maken ze hem wijs, want ach, het is daar zo lastig om legaal aan dynamiet te komen. 'Nog die zelfde avond zijn we naar het kruitmagazijn gegaan', zegt José Suárez later tegen de politie.
De tocht naar Madrid verloopt verder probleemloos. Waarschijnlijk brengen de mannen de explosieven naar Chinchón, dertig kilometer ten zuiden van de hoofdstad, waar ze een schuilplaats hebben. Het half afgebouwde huisje ligt afgelegen aan de M-313 en trekt nauwelijks de aandacht. De meeste leden van de terreurcel wonen in Madrid, maar dit is hun werkplaats. 'Ze kwamen sinds een maand of twee geregeld langs', zegt de benzinepomphouder uit de buurt later in de krant El País.
Wanneer de voorbereidingen van de treinaanslagen in Madrid precies zijn begonnen, is na tweeenhalve week onderzoek nog niet bekend. Maar uit de verklaringen van de Spaanse politie en justitie én de berichten in de Spaanse pers valt wel te reconstrueren dat pas in de laatste week van februari het materiaal voor de bommen is verzameld - maar dik twee weken voor de verwoestende bommenreeks in de ochtendspits. Achttien verdachten zitten vast: vijf zijn aangeklaagd wegens massamoord op 190 mensen, zeven vanwege samenwerking met terroristen en de zes anderen worden deze week voorgeleid aan de rechter.
Wie het brein achter de aanslagen is, wat hem op het idee heeft gebracht, het zijn vragen die pas later echt kunnen worden beantwoord. Maar de Spaanse justitie vermoedt dat de treinaanslagen onderdeel vormen van een terreurcampagne om de buitenlandse troepen uit Irak te verdrijven - en die is pas in augustus begonnen. Eén à twee maanden voor 11/3 hebben enkele verdachten contact gehad met Abu Musab Al Zarqawi, de terrorist die volgens de Verenigde Staten de Al Qa'ida-aanslagen in Irak leidt. Wellicht is hij de opdrachtgever.
De theorie wordt deels onderbouwd door het document Jihad Irak, hoop en gevaren, dat in december op radicale islamistische websites circuleerde. De Spaanse burgers, suggereert de anonieme strateeg, merken er niets van dat premier José María Aznar ruim dertienhonderd soldaten naar Irak heeft gestuurd. De aanloop naar de Spaanse parlementsverkiezingen wordt een goed moment voor actie genoemd.
Terwijl in Noord-Spanje de explosieven worden opgehaald, verzamelt Jamal Zougam veertien mobiele telefoons, die noodzakelijk zijn om de ontploffingen in gang te zetten. Zijn taak ligt voor de hand, omdat hij eigenaar is van de belwinkel Nuevo Siglo (Nieuwe Eeuw) in Lavapiés, de multiculturele wijk van Madrid. Al een jaar geleden hebben islamistische terroristen in Marokko de techniek met de mobieltjes-bommen bestudeerd. 'Wij hebben precies die ontwerpen op 17 mei vorig jaar gevonden in een huis in Tanger', heeft een Marokkaanse rechercheur maandag gezegd in The New York Times.
In de hoop de politie later op een dwaalspoor te brengen, koopt Zougam honderd prepaid-telefoonkaarten bij een concurrent in de wijk Alcorcón - later beweren de twee Indiërs die de zaak runnen niets van zijn bedoelingen te hebben geweten. Veertien kaarten uit de partij worden later gebruikt om de telefoons te laten functioneren - al vergeten ze de kaart met het nummer 652 282 963 daadwerkelijk te activeren. Jamal Zougam koopt de telefoonkaarten vijftien dagen voor de aanslagen.
Op 10 maart verzamelen zich de leden van de terreurcel in hun werkplaats in Chinchón - met hoevelen ze zijn is onbekend, maar de politie treft er vingerafdrukken van tien mensen aan, waaronder die van Jamal Zougam. Samen zetten ze de bommen in elkaar en bespreken nog eens het plan voor de volgende ochtend. Tijdens de voorafgaande dagen moeten ze op het station Alcalá de Henares de treinenloop hebben geobserveerd. Op het erf staat een witte Renault Kangoo, gestolen in Madrid op 28 februari. Met de bestelwagen rijden ze de bomtassen naar Madrid.
Drie mannen dragen donderdagochtend 11 maart rugzakjes van de Renault naar het station. 'Het lijkt wel of ze een bank gaan overvallen', denkt de portier van een appartementencomplex dat ze passeren. Ze verbergen hun gezicht achter sjaals en onder mutsen; ze zijn verdacht dik aangekleed voor een ochtend die de lente aankondigt. Deze mannen brengen rond zeven uur de veertien bommen naar de treinen - sommige getuigen zeggen Jamal Zougam daar te hebben gezien.
Veertig minuten later gaan de bommen af. Op één na, die leidt de politie binnen twee dagen naar Jamal Zougam. Als hij de week daarop wordt voorgeleid aan rechter Juan del Olmo, heeft hij dagenlang geen contact met de buitenwereld gehad. Gejaagd vraagt hij de klerken in de rechtbank steeds maar weer: 'Wie heeft de verkiezingen gewonnen?'
(Bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten