Oorzaak supernova-explosies blijft onduidelijk
AMSTERDAM - De exacte oorzaak van een veel voorkomend soort sterexplosies is onduidelijk. En de methode waarvan gehoopt werd dat deze duidelijkheid zou kunnen verschaffen, blijkt onbetrouwbaar.
Als een ster als supernova ontploft, geeft hij tijdelijk zo veel licht dat hij tot op afstanden van miljoenen lichtjaren te zien is.
De helderheid van een bepaald soort supernova - type Ia - gedraagt zich zo voorspelbaar, dat astronomen deze objecten kunnen gebruiken om grote afstanden in het heelal te meten. Maar wat is de oorzaak van deze supernovae?
De eerste mogelijkheid is dat een witte dwergster gas van een begeleidende ster opslokt, totdat hij een kritieke massa bereikt. De andere mogelijkheid is dat twee witte dwergen met elkaar in botsing komen. Hoe dan ook zou elk sterrenstelsel moeten wemelen van de witte dwergen die binnen afzienbare tijd tot ontploffing komen.
Verondersteld werd dat de gas-opslokkende witte dwergen zichzelf zouden verraden door relatief energie-arme röntgenstraling uit te zenden. Omdat er maar heel weinig van die 'zachte' röntgenbronnen te vinden zijn, meenden sommige astronomen dat de meeste supernovae van type Ia het gevolg moesten zijn van botsende witte dwergen.
Volgens onderzoekers van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA) is die conclusie echter voorbarig. Uit het CfA-onderzoek blijkt namelijk dat twee om elkaar wentelende witte dwergen gas uitwisselen.
Ook deze dubbelsterren zouden dus een bron van zachte röntgenstraling moeten zijn. Met andere woorden: het gebrek aan zachte röntgenbronnen kan niet worden gebruikt om onderscheid te maken tussen de mogelijke voorlopers van supernovae van type Ia.
(Bron)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten