FBI bespioneerde weduwe Martin Luther King

AMSTERDAM - Tot vier jaar na de moord op de Amerikaanse burgerrechtenleider Martin Luther King jr. bespioneerde de FBI zijn weduwe. Dat blijkt uit documenten waarop de Amerikaaanse televisiezender KHOU de hand heeft weten te leggen.
De FBI was bezorgd dat Coretta Scott King, die vorig jaar overleed, de burgerrechtenbeweging zou aansporen zich uit te spreken tegen de oorlog in Vietnam.
In 1972, vier jaar na de moord op Martin Luther King, stopte de FBI met het bespioneren van Coretta Scott King. Het FBI-bureau in Atlanta had geen bewijsmateriaal gevonden van een neiging tot geweld of banden met "subversieve elementen", heette het in een memorandum.
De voormalige voorzitter van de mede door King opgezette rechtenbeweging SCLC, Joseph Lowery, zei dat de nieuwe onthullingen passen in het patroon van het "verachtelijk en duivels" gedrag dat de FBI ten toon spreidde tegenover de SCLC en zijn aanhangers. De FBI verstopte overal microfoons, zei hij. "Omdat we niets te verbergen hadden was het niet zo'n probleem. J. Edgar Hoover haatte Martin Luther King en alles waar de SCLC voor stond."
Andrew Young, een naaste medewerker van King tijdens de burgerrechtenstrijd, was het hiermee eens, maar sprak zijn verbazing uit over de beslissing van de autoriteiten om Coretta Scott King af te luisteren. "Ik wist het niet en ik denk niet dat zij het wist." De activiteiten waren volgens hem geldverspilling. Maar een neef van Coretta, Isaac Newton Farris jr., zei dat het afluisteren van zijn tante bekend was. Wel verbaasde hij zich erover dat ze klaarblijkelijk net zo intensief werd gevolgd als King zelf.
Dat de FBI Martin Luther King in de jaren '60 in de gaten hield was al bekend. Hij was zeker niet de enige. In de jaren '70 werden regels opgesteld tegen het spioneren binnen de Verenigde Staten, vanwege de vele beroemde Amerikanen en critici van de oorlog in Vietnam die de FBI in de gaten had gehouden. King werd in 1968 in Memphis, Tennessee, vermoord.
(Bron)